- 9 -
Op grond van het bepaalde in de woningwet had het bouwplan
geen enkele kans van slagen, want artikel 6, lid 2, van de wo
ningwet zegt uitdrukkelijk, dat het college van burgemeester en
wethouders de bouwvergunning in dat geval moet weigeren. Dit
geldt ook voor de gemeenteraad, indien de bouwaanvrage in een
beroepsprocedure bij dat college ter tafel komt. Een verzoek om
moet een bouwvergunning/in dat geval zonder meer worden afgewezen.
De woningwet schrijft zulks imperatief voor.
In deze procedure kan geen enkel ander argument, hoe belangrijk
en waardevol ook, wijziging brengen in de uiteindelijke beslis
sing. Het afwegen van belangen, dat bij menige beslissing een
aanzienlijke rol speelt, kan hier niet plaats hebben.
Aangezien de plannen van de heer Sneep, om te komen tot
de bouw van een industriehal, van groot belang zijn voor de ver
dere ontwikkeling van zijn bedrijf, hebben wij hem daarna ge
wezen op de mogelijkheid, die de naoorlogse wetgeving in de
Wederopbouwwet misschien nog kon bieden.
Artikel 20, lid 1, van bedoelde wet bepaalt, dat burgemees
ter en wethouders in bepaalde gevallen mogen afwijken van een
aantal voorschriften, o.m. van het uitbreidingsplan.
De op grond van dit artikel te verlenen bouwvergunning wordt
tijdelijk verleend (voor maximum 10 jaar) en is aan de goedkeu
ring van Gedeputeerde Staten onderworpen.
Blijkens de jurisprudentie bestaat ook in dit geval beroeps-
recht op de raad. Een door de raad verleende bouwvergunning is
echter ook aan de goedkeuring van Gedeputeerde Staten onder*
worpen.
De procedure, bedoeld in artikel 20 der Wederopbouwwet,
biedt voor betrokkene het voordeel, dat in dit geval wel aller
lei argumenten in meer of mindere mate een rol kunnen spelen.
In ieder geval is er bij het nemen van een beslissing op grond
van dit artikel plaats voor het afwegen van belangen.
Het door de heer Sneep daarna ingediende verzoek om een
bouwvergunning ingevolge artikel 20 der Wederopbouwwet heeft
tenslotte voorhem toch niet het gewenste resultaat gehad.
Het advies, dat ons met betrekking tot dit bouwplan van de
provinciale commissie voor de gemeentelijke uitbreidingsplannen
bereikte, was sterk afwijzend, in die zin, dat de bouw van een
industriehal op het door de heer Sneep bedoelde perceel onaan
vaardbaar werd geacht.
De mening van de commissie werd nog evestigd bij een mondeling
onderhoud, dat Uw voorzitter mocht hebben met één der leden
van Gedeputeerde Staten, voorzitter van de commissie voor de
gemeentelijke uitbreidingsplannen en ten kantore van de provin
ciale planologische dienst.
In aanmerking nemende het bovenaangehaald advies en over
wegende, dat een gunstige beslissing op het verzoek van de heer
Sneep zeker niet de vereiste goedkeuring van Gedeputeerde Sta
ten zou verkrijgen, hebben wij moeten besluiten de gevraagde
bouwvergunning te weigeren.
Aan het slot van het desbetreffend schrijven stelt de commissie
voor de gemeentelijke uitbreidingsplannen nog dat, indien deze
industrie voor onze gemeente noodzakelijk moet worden geacht,
een oplossing zal moeten worden gevonden op een stedebouwkundig