Notulen van de vergadering van de raad der gemeente
Willemstad, gehouden op dinsdag 3 december 1963 te 19.30 uur
ten gemeentehuize.
Voorzitter: de edelachtbare heer P.B.Bouman Jr.
Sekretaris: de weledele heer K.Dane.
Aanwezig de leden: G.N. de Lint, H.GrootenboerJ.A^Dek-
kers, A.A.Kamp, A.de Wit, C.P.Koekkoek en W.J.Schuil.
Opening, Na het uitspreken van het ambtsgebed opent de voorzitter
de vergadering en heet de leden hartelijk welkom.
Hierna worden de volgende inwoners, die na de laatste raadsver
gadering zijn overleden, staande herdacht, t.w.:
Adrianus Goumare 67 jaar;
Johannes Huijzers 66 jaar;
Sara Moerland-Vis 80 jaar;
Adriaantje L Kruijsbeek-Maris 49 jaar;
Adriana Schreuders-Agterdenbos 73 jaar, en
Helena Grootenboer 6 dagen.
In verband met de herdenking van het 150 jarig bestaan van het
Koninkrijk der Nederlanden leest de voorzitter een gedeelte
voor uit de door H.M. de Koningin uitgesproken herdenkingsrede.
Dit gedeelte luidt als volgt:
Waarom gedenken we? Waarom overzien we gezamenlijk de afgelo
pen 150 jaar? Deze keer luidt het antwoord heel eenvoudig: om
dat bezinning altijd goed is; omdat we bovendien grote opgaven
hebben. Nu. En in de toekomst: taken, die we meer of minder
duidelijk op ons af zien komen.
Het beeld van 1963 is een momentopname en geen duidelijk nieuw
begin, zoals 1813 en ook 1945, maar het is het heden en daarom
voor ons, nu, het belangrijkste moment.
Onze hele opgaaf ligt in het goede gebruik van dit ogenblik.
Maar heden en verleden geven samen een blik in de toekomst en,
hoe onmogelijk het ook is met zekerheid iets te voorspellen,
toch tekenen zich in ons gezichtsveld ontwikkelingen af, die
zich door willen zetten. Er worden eisen aan ons, in 1963, ge
steld, waaraan wij moeten voldoen. In nationaal verband, maar
naast goed Nederlander is het ook steeds in groeiende mate
nodig, tevens goed Europeaan en goed wereldburger te zijn.
Dit laatste vooral met 't oog op de grote welvaartsverschillen,
die ik al genoemd heb, Wij kunnen niet voor ons zelf naar over
vloed streven, terwijl anderen gebrek lijden - of dat nu in ons
land is of daarbuiten.
We mogen ons van harte verheugen in grotere en groeiende wel
vaart, maar we zullen ons tevens terdege bewust moeten zijn
van de grotere en groeiende verantwoordelijkheid, die dit voor
ons meebrengt. Beide zijn een voorrecht.
Dit betekent, dat men voor iedere vorm van weelde een sterkere
geestelijke kracht moet hebben om die te kunnen dragen.
In samenwerking ligt, geloof ik, de sleutel voor onze toekomst.
Wisselwerking, pittig en soepel, in openheid voor elkaar, leidt
t t begrip voor elkaar, En in het groepsverband van levende
mensen, die een doel in het oog houden, zie ik de redding voor
het onderling begrip en dus voor de saamhorigheid - of ze nu
deskundigen zijn, var olke pluimage, of alleen maar leken.