r
- 4 -
Vaststelling Overeenkomstig het voorstel van "burgemeester en wethouders besluit de
bedrag per raad zonder hoofdelijke stemming het bedrag per leerling, bedoeld in art.
leerling art. 55 bis, eerste lid van de lager-onderwijswet 1920 voor het jaar 1963 te
55 bis L.O.-wet bepalen op f. 50,20.
Wijziging be- Zonder hoofdelijke stemming worden de 10e en 11e wijziging van de
groting 1962. begroting voor het dienstjaar 1962 vastgesteld.
Ontslag Burgemeester en wethouders stellen de raad voor aan de heer
havenmeester. J.A. den Rooijen op zijn verzoek eervol ontslag te verlenen als havenmeester,
aangezien hij om gezondheidsredenen de funktie van havenmeester niet langer
kan uitoefenen.
In verband met het feit dat het vervullen van de vakature enige tijd vergt,
verzoeken burgemeester en wethouders de datum van ingang van het ontslag
aan hen te willen overlaten, waarbij natuurlijk rekening zal worden gehouden
met de belangen van de betrokken ambtenaar.
De voorzitter merkt nog op dat het predicaat eervol zeker op z'n plaats is,
aangezien de havenmeester zijn taak uitstekend heeft behartigd.
Zonder hoofdelijke stemming besluit de raad overeenkomstig het voorstel
van burgemeester en wethouders.
Wijziging
salarisver
ordening.
Vaststelling
verordening
studie-bij
dragen.
Tengevolge van de gedwongen ontslagname als havenmeester, ontstaat er
voor de heer den Rooijen een financiëel nadeel, dat toch wel bezwaarlijk
door hem gedragen kan worden.
Bij een nadere bestudering van de onderwerpelijke kwestie zijn burgemeester
en wethouders tot de conclusie gekomen, dat mogelijkheden aanwezig zijn om
betrokkene in een hogere bezoldigingsschaal te plaatsen.
In de rijksbezoldigingsregelingen bestaat nl, de rang schrijver A voor hen,
die niet meer voor verdere bevorderingen in hogere rangen in aanmerking
komen
Dit laatste is ook bij de heer den Rooijen het geval. Mitsdien stellen
burgemeester en wethouders voor de verordening regelende de vaste bezetting
en bezoldiging van het ambtelijk personeel der gemeente met ingang van
1 april 1963 te wijzigen, waardoor de bezoldiging van de bode opgetrokken
wordt tot die van schrijver A, waarvoor per 1 januari 1963 een minimum en
maximum geldt van respektievelijk f, 4.56O,en f. 5.904,per jaar.
Zonder hoofdelijke stemming besluit de raad overeenkomstig het voorstel van
burgemeester en wethouders»
In het college van burgemeester en wethouders is reeds enige tijd geleden
de gedachte naar voren gekomen om een gemeentelijke studie-bijdrageregeling
voor de ingezetenen dezer gemeente in het leven te roepen.
Hieraan is niet vreemd het verschijnsel, dat de nog steeds voortschrijdende
industrialisatie van ons land en wat daarmede samenhangt een nog steeds
groeiende behoefte aan geschoolde krachten in de ruimste zin van het woord
doet gevoelen.
Ondanks het feit dat de levensstandaard in Nederland de laatste jaren aan
zienlijk is verhoogd, zijn vele ouders nog niet of slechts gedeeltelijk in
staat, de voor hun kinderen gewenste studie te bekostigen.
Hoewel in vele gevallen een beroep kan worden gedaan op bestaande regelingen
op het gebied van studiebeurzen, zijn er nog steeds ouders, die genoodzaakt
zijn hun kind te weerhouden van de studiewelke het op grond van zijn aan
leg en capaciteiten, gemakkelijk zou kunnen volgen.
In dit verband wijzen burgemeester en wethouders op het voorbereidend hoger
of middelbaar onderwijs, waarvoor nog geen studiebeurzen beschikbaar zijn.
Het college is dan ook van mening dat naast bedoelde algemene regelingen ook
plaats is voor een gemeentelijke regeling.