- 3 -
4. Schrijven van het Ministerie van Volkshuisvesting en Bouwnijverheid,
afd. Juridische Zaken, dd. 24jan62, waarbij gredkeuring wordt verleend
aan het raadsbesluit dd. 28feb6ltot enteigening ingevolge art. 10
eerste lid, sub 2°, van de Wederopbouwwet,
Het komt de heer C.van Sprang eigenaardig voer, dat de vergoeding
voor het bijwonen van de vergaderingen van de raad thans wel op 10,
kan worden gesteld, terwijl Gedeputeerde Staten bij schrijven van 19
juli 1961 bezwaren hadden gemaakt tegen de door de raad voorgestelde
verhoging van deze vergoeding tot hetzelfde bedrag. Men is dus op dit
schijven teruggekomen. De voorzitter zegt, dat Willemstad waarschijn
lijk de kat de bel heeft aangebonden. Zoals *ok uit het schrijven van
Gedeputeerde Staten blijkt, is men zich gaan beraden.
De heer C.van Sprang vindt dit kinderspel. Eerst, wijst men het raads
voorstel af om het daarna weer toe te staan.
De voorzitter zegt dat dit in het dagelijks leven meer voerkemt. Men kan
zijn standpunt altijd herzien, indien daartoe aanleiding mocht zijn.
De heren G.N. de Lint en A. de Wit zijn het met de heer van Sprang eens.
De heer J.C.Sneep zou de datum van ingang, nl. 1 januari 1962 veranderd
willen zien.
Gedeputeerde Staten hebben de vergoedingen met ingang van 1 januari 1962
nu vastgesteld als volgt:
a. voor het bijwonen van de vergadering van de raad op 10,per lid;
b. voor het bijwonen van een vergadering van de afdelingen van de raad
of van door de raad beneemde commissies, als bedeeld in de art. 60,
63 en 197 der gemeentewet op 5,per lid.
Na enige discussie besluit men de zaak zo te laten.
Naar aanleiding van de door hem gemaakte opmerking over de uitkeringen
aan de ouden van dagen in de vorige vergadering, zegt de heer A. de Wit,
dat de aan hem verstrekte inlichtingen niet juist waren. Men had de zaak
niet goed geformuleerd.
De heer de Wit heeft de regeling van Fijnaart nagegaan met de sekretaris.
Het blijkt nu dat de uitkeringen in Willemstad beter zijn dan hetgeen
men zou krijgen op grond van de in Fijnaart geldende regeling. De heer
de Wit raadt de Bond van Ouden van Dagen aan voortaan eerst de juiste
gegevens te verzamelen. Ook ingevolge de armenwet moet men elk geval apart
bezien.
De voorzitter is blij dat de heer de Wit zich de moeite heeft getroost
deze aangelegenheid te onderzoeken. Het is altijd goed dat de zaak op
nieuw wordt bekeken.
ponder hoofdelijke stemming wordt besloten het bedrag per leerling,
c^7 bedeeld m artikel 55bis, eerste lid, der lager-enderwijswet 1920, voor
ART.50bis het jaar 1962 te bepalen ep 47,31.
DER L.O.WET
1920.
VERGOEDINGEN Zender hoofdelijke stemming wordt besloten:
/|961 T. a. ten behoeve van de Christelijke Kleuterschool "Prinses Beatrix":
ÏL'IL,h®t tedra€ van de definitieve vergoeding, als bedeeld in art. 75,
KLEÜTERONDER- vierde lid der Kleuteronderwijswet over 1961 vast te stellen als v*lgt:
WiJS* vergoeding per lvkaal 2^ x 800,-- 2000,
vergoeding per kleuter: 29 9/10 x 12,80 382,72
Aan voornoemd schoolbestuur alsnog te vergoeden:
15,50 vergoeding per kleuter en 50,vergoeding per lokaal;
b. ten behoeve van de Christelijke Kleuterschool "Prinses Marijke":
het bedrag van de definitieve vergoeding, als bedeeld in art. 75,
vierde lid der Kleuteronderwijswet over 1961 vast te stellen als volgt:
vergoeding per lokaal 3^- x 800,2800,
vergoeding per kleuter: 61 9/10 x 12,80 792,32
Aan voornoemd schoolbestuur alsneg te vergoeden:
128,64 vergoeding per kleuter en 70,vergoeding per lokaal.