Christelijke politiek is dus niet een zaak van enkele incidentele punten -
zoals "bijv. de handhaving van de zondagsrust e.d. - maar zij bestrijkt het
gehele terrein van het gemeentelijk leven. Voor alles geldt de goddelijke
eis, dat de overheidsmacht rechtvaardig en zonder aanzien des persoons zal
worden gebruikt. Ik wil hier thans niet verder in den brede op ingaan.
De A.R.-partij en de C.H.U. zijn het dus over deze principiële dingen
eens
Als nu deze raad, die langs de weg van de evenredige vertegenwoordiging
is gekozen, bij meerderheid van stemmen uitmaakt, wie er wethouders zullen
zijn, dan heeft deze verkiezing op volkomen democratische wijze plaats gehad.
De fractie van de P.v.d.A. moge dit minder prettig vinden, ondemocra
tisch is het niet.
Mijnheer de Voorzitter, ik dank de raadsleden voor het vertrouwen, dat
zij in mij hebben gesteld. Gaarne wil ik mijn gaven en krachten geven in
dienst van deze gemeente.
Ik hoop, dat wij allen duidelijk de taak zien, die wij op ons hebben
genomen, het College van Burgemeester en Wethouders en de Raad. Er is geen
sprake van, dat men het College van Burgemeester en Wethouders met "de rege
ring" zou kunne vergelijken. Wethouders zijn in de allereerste plaats raads
leden en evenzeer als deze, door de burgerij gekozen. Hun benoeming tot
wethouder hebben zij aan de raad te danken. Ze bezetten een vooruitgeschoven
stelling in de raad, in die zin, dat de raad hen met het dagelijks bestuur
belast, dat zij met en onder voorzitterschap van de burgemeester uitoefenen.
Tot dit werk behoort o.a, het voorbereiden van al hetgeen in de raad ter
overweging en beslissing moet worden gebracht, een hoogst belangrijk onder
deel van de taak van het college. Het blijft echter een voorbereidende taak?
de uiteindelijke beslissing is aan de raad.
Wanneer men er wel over klaagt, dat er in ons modern gemeentelijk bestel
een zekere verschuiving van zwaartepunt heeft plaats gehad van de raad in de
richting van het college van Burgemeester en Wethouders, dan kan er op worden
gewezen, dat er in artikel 216 van de gemeentewet staat, dat het college van
Burgemeester en Wethouders voor het gevoerd bestuur van de huishouding der
gemeente, aan de raad verantwoording schuldig is, let dus wel, aan de raad
en niet aan een raadslid.
Veel zal er in de komende periode van ons worden gevraagd. Dat wij allen
ons mogen inzetten voor het belang van de gemeente en op vruchtdragende wijze
mogen samenwerken om het goede te zoeken voor onze stad en zijn inwoners.
Dat God Zijn zegen moge schenken op deze arbeid
Vervolgens spreekt de heer H.Grootenboer (A.R.);
Mijnheer de Voorzitter,
Vanaf 1945 "tot 1958 mocht ik deel uitmaken van dit college, nl. lid van de
Raad van onze gemeente. Ik had mij in 1958 vast voorgenomen hier niet meer
terug te willen keren, doch een mens is veranderlijk en zodoende zit ik weer
hier als lid van de raad.
Ik weet Mijnheer de Voorzitter, voor welke taak men als raadslid komt te staan.
Ik heb ook verschillende wensen en verlangens, doch zal die nu achterwege
laten en bewaren voor de toekomst.
Veel werk is er verbonden aan het raadslidmaatschap en voor moeilijke beslis
singen kan men komen te staan.
Het algemeen belang moet nummer één zijn, doch dat algemeen belang is zo
veeleisend, dat men met veel factoren rekening dient te houden.
Als raadslid staat men bloot aan veel critiekj men moet daar wel boven
verheven staan, doch die aan de weg timmert heeft veel bekijks.
Heden is dan voor ons het parlementaire tijdstip weer begonnen, nl. de vier
jarige periode aangebroken om te bouwen aan het welzijn van onze gemeente.