- 2 - Tevens is hij van gedachte dat G.S. aan een dergelijk besluit geen goedkeuring zullen verlenen. De heer de Lint kan echter niet begrijpen waarom er dan na de taxatie niet meer over de prijs onderhandeld is, daar men volgens hem in de grote steden iemand thuis op bezoek krijgt, die een dergelijke zaak nog /dat eens bepraat. Hij vindt/de zaak in het geheel niet juist afgedaan is en blijft op het standpunt staan dat de gemeente in de onderwerpelijke aangelegenheid niet de juiste weg heeft behandeld. Volgens de voorzitter is er juist gehandeld en kan men niet op een dergelijk bedrag ingaan. De heer de Lint merkt op, dat het hem niet gaat om de prijs, maar om de wijze van handelen door de gemeente, hij vindt het tegenover de fa milie Maris niet juist, aangezien deze er op aangekeken wordt dat men niet wil verkopen. Volgens de voorzitter heeft de gemeente juist gehandeld. Diverse malen heeft men een bespreking gehad met de heer J.A.Maris. Bij één van de besprekingen heeft de voorzitter de heer J.A.Maris in overweging gege ven de vraagprijs te verlagen, om op deze wijze een onderhandelings basis te krijgen. Vervolgens leest de voorzitter een brief voor die hij een dezer dagen van Mevr.Maris ontvangen heeft. In deze brief wordt de voorzitter per soonlijk aangevallen omtrent het door hem gevoerde beleid in deze zaak, vooral de zinsnede "Zo zal het oordeel van Heren Gedeputeerde Staten ook afhangen van de wijze, waarop Uw voorzitter dat college inlicht" heeft hem zeer gegriefd. Verder blijkt uit deze brief, dat de familie Maris van gedachten is, dat de voorzitter als het ware zelfstandig handelt. Volgens hem is dit niet het geval, daar alles wat hij doet in opdracht van het college van Burgemeester en Wethouders geschiedt. Volgens de heer Dekkers valt er weinig verder over deze zaak te praten. Volgens hem is er diverse keren met de familie Maris over deze zaak gepraat, zodat uiteindelijk toch een beslissing moet vallen. Volgens de heren Sneep, van Sprang en de Wit had de familie Maris een andere prijs moeten noemen en de betreffende taxateur niet moeten aan vaarden De heer de Lint blijft bij zijn standpunt staan, dat er van een werkelijk contact tussen de gemeente en de familie Maris nooit geen sprake is geweest. Enkel en alleen verkopen voor de taxatie-prijs of anders ont eigening. Na nog enige op- en aanmerking over deze aangelegenheid wordt de discus sie gesloten. De heer Sneep wijst er op, dat men bij eventuele bouw van een instruc- tiebad er toch wel rekening mee wil houden, dat er een goede begroting opgemaakt wordt en er tijdens de bouw voldoende toezicht bestaat. In de notulen van de vergadering van 28 februari j.l. werd verzuimd van dit standpunt van de heer Sneep voldoende melding to'maken. Hierna worden de notulen van de vergadering van 28 februari 1961 zonder hoofdelijke stemming vastgesteld, met inachtneming van de gemaakte op- en aanmerkingen. Ten aanzien ran de notulen van 1 november 1960 wil de heer Sneep aan getekend zien dat ook hij gevraagd heeft om inlichtingen oer de kwestie tussen de fa. Maris en Schippers en de gemeente over de huisvesting van het gezin A.Mittelmeyer. INGEKOMEN STUKKEN. Ingekomen zijn de volgende stukken a. een schrijven van Gedeputeerde Staten der provincie Noord-Brabant dd. 26 april 1961G.nr. 85905» houdende goedkeuring van het raads besluit dd. 28 februari 1961 tot verkoop van oaidrietal huisjes Groen straat 14, 16 en 18 aan de heer G.Sjerp; b. een schrijven van Gedeputeerde Staten der provincie Noord-Brabant dd. 22 februari 1961, G.nr. 83000, waarin mededeling wordt gedaan dat met het raadsbesluit dd. 1 november i960 tot wijziging van de salaris- verordening per 1 april i960 wordt ingestemd

Raadsnotulen

Willemstad: 1927-1995 | 1961 | | pagina 22