24 mei 1958. Met nog meer verwondering mijnheer de voorzitter, lees ik op de convocatie, dat deze raadsvergadering is aangevraagd door de heren de Wit, van de Ree en de Lint. Ik vermoed mijnheer de voorzitter, dat "bovengenoemde heren een voorbespreking hebben gehad, omdat deze raadsvergade ring door dit drietal is aangevraagd. Met mij is nergens over gesproken, ik had daar dan zeker niet bij nodig, maar dan had de heer de Wit de moeite beter kunnen sparen om mij dat stuk toe te zenden, want dat zou ik ook geweten hebben van de convocatie Zo'n handeling had ik van de heer de Wit niet verwacht mijnheer de voorzitter, ik heb altijd veel waardering gehad voor de Wit, maar die is nu gezakt tot het minimum. Nog een kleine hoop is er voor mij, dat de heer de Wit zich laat opzetten door derden, maar toch vrees ik er voor en dat spijt mij de Wit. Tweemaal ben ik bij U geweest voor een roddelzaakje, wat door is opgeknapt, maar dit alles had ik van U niet ver wacht. In dit bewuste stuk hier voor mij mijnheer de voorzitter, lees ik wel tweemaal "betreurenswaardige gang van zaken", maar wordt het zo wel gezien, als een betreurenswaardige gang van zaken door de heren van de P.v.dA. Volgens mij niet mijnheer de voorzitter, dit getuige het verkiezingspamflet van de P.v.d.A. Volgens mij feadden de heren hier sensatie moeten plaatsen, want zij maken er een sensatiegeval van, door zich op de borst te slaan, dat hebben wij gedaan, en hier een verkie zingspropaganda mee te maken, waar de bewoners van Willem stad weer verder mee gaan roddelen en kletsen. Ik zou wel een^swillen weten mijnheer de voorzitter, waar zo'n commissie het recht vandaan kan halen om de verhoren onder ede te doen geschieden. Mijnheer de voorzitter, volgens het bewuste stuk willen de heren gaan onderzoeken wie hier de schuldige is bij deze verantwoordelijkheid. Ik kan hier niet verklaren mijnheer de voorzitter, wie hier schuld heeft, maar wel durf ik hier te verklagen, wie zon der zonde is, die werpe de eerste steen op hem als er één schuldig is. En dan geloof ik mijnheer de voorzitter, datwij beter de hand in eigen boezem kunnen steken, wij allemaal, in plaats van verder te gaan met deze kwestie. Dit vind ik betreurenswaardig mijnheerde voorzitter, dat de heren verder blijven gaan nu Prof. Simons deze zaak in han den heeft. Ook vind ik het betreurenswaardig mijnheerde voorzitter, dat hier leidinggevende personen aan meewerken, door him hartstocht van haat en nijd hier in bot te vieren tegenover een zekere groep van de bevolking van Willemstad. Dit hele fraude-geval is niets anders als de hartstocht van haat en nijd. En als dat zo voort blijft gaan mijnheer de voorzitter, zal Gods straffende Hand hier zeker niet over uitblijven. Of heeft de bevolking van Willemstad dan niets geleerd de laatste 20 jaren?

Raadsnotulen

Willemstad: 1927-1995 | 1958 | | pagina 32