- 3 - 24 mei 1958. De voorzitter geeft het woord aan de heer A.de Wit om zijn voorstel nader uiteen te zetten. De heer A.de Wit zegt dat de onderhavige aangelegenheid opgehelderd moet worden, daar de raad bijna nimmer stukken zijn getoond. De gemeentewet geeft de raad het recht zich in deze aangelegenheid te verdiepen. De spreker zegt dat vele zaken hem nog duister zijn. De voorzitter kan niet begrijpen, dat de heer de Wit vele zaken duister zijn, daar in de vergadering van de raad van 13 september 1957 diverse vragen zijn gesteld, aangaande de fraude en blijkens de vastgestelde notulen de vragen naar tevredenheid zijn beantwoord. De heer A.de Wit zegt dat de raad wordt verweten niets te hebben gedaan om de fraude te voorkomen. De voorzitter zegt dat de heer A.de Wit in zijn voorstel een onderzoek wenst in te stellen ter oplossing van de vraag wie aansprakelijk is, n.l.de N.V.Gront Mij. of de heer H.H. Harmsen. Spreker advissert het 1e gedeelte van het voorstel aan te houden, omdat de raad besloten heeft aan prof.Mr.D. Simons opdracht te verlenen, tot het instellen van een rechtsvordering tegen de N.V.Gront Mij. De aansprakelijkheidsstelling van de N.V.Gront Mij.blijkt nog temeer uit een opmerking van de heer G.N.de Lint bij de vorige notulen, daal? de heer de Lint niet gevraagd had naar de zaak "Harmsen", doch naar de terugvordering van gelden tegen de N.V.Gront Mij.in dezaak Harmsen. Mocht de raad besluiten het voorstel van de heren A.de Wit en D.van de Ree te aanvaarden, dan zal hbogstwaarschijn- lijk prof.mr.DTSimons zijn opdracht ongedaan maken en de nota indienen van de gemaakte kosten. Bovendien zal de raad het beroepschrift bij de Kroon, tegen de vastgestelde vergoedinger door de Minister van Financiën eveneens moeten intrekken. De heer J.A.Dekkers vraagt waarom H.H.Harmsen f.10000,= heeft terug betaald, als de heer Harmsen niet aansprakelijk is en vraagt zich daarom af of de restitutie op een vergis sing berust. De voorzitter zegt dat de heer Dekkers van de restitu tie van genoemd bedrag op de hoogte is. De heer J.A.Dekkers zegt van de terugstorting niets te weten en maakt bezwaar tegen de uitlating van de voorzitter en verzoekt de voorzitter de gesproken woorden terug te nemen waaraan de voorzitter nietwenst te voldoen. De voorzitter zegt vervolgens dat en het college van burgemeester en wethouders en de raad zich geen doekjes voor de ogen moeten houden, daar de aannemer de grootste schuld heeft aan de gehele affaire. Deze man heeft gestolen. Het gaat er echter over waar, in het belang van de gemeente, het geld vandaan komt. De N.V.Gront Mij.is hoogstwaarschijnlijk wel verzekerd. De Verzekerings Mij. zal het bedrag weer terugvorde ren van de aannemer. Niettegenstaande dat, heeft de heer A.de Wit het recht een commissie van onderzoek in te stellen. Op de vraag van de voorzitter of nog meerdere leden het woord wensen te voeren, wordt door de heer H.Grootenboer de navolgende rede uitgesproken. "Mijnheer de voozitter, ik wilde wel het een en ander over dit punt naar voren brengen en wel als volgt: Met verwondering heb ik kennis genomen van het stuk, dat mij werd toegezonden door de heer de Wit, handelende over het instellen van een commissie van onderzoek. X. S. 17192 II

Raadsnotulen

Willemstad: 1927-1995 | 1958 | | pagina 31