WIJZIGING BEGROTING
BIENSTJAaR "1956.
WIJZIGING VERORDE
NING HEFFING REI
NIGINGSRECHTEN.
WIJZIGING BESLUIT
VERGOEDINGEN AAN
HET BRANDWEERPER
SONEEL.
ONTHEFFING AANSLAG
HONDENBELASTING C,
A.J.de Rooij.
- 8 -
28 januari 1957.
Zonder hoofdelijke stemming wordt "besloten tot vast
stelling van de 17e en 18e wijziging van de "begroting voor
het dienstjaar 1956.
In verhand met de verhoogde aannemingsom voor het
ophalen van huisvuil met f. 700,ten aanzien van het jaar
1956 is het noodzakelijk dat de reinigingsrechten, welke wor
den geheven, met ingang van 1 april 1956 met f. 2,80 wordt
verhoogd, zodat in totaal per jaar f. 10,is verschuldigd,
met uitzondering van het jaar 1957, in welk jaar f. 9,20
verschuldigd is.
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten de verorde
ning op de heffing van reinigingsrechten in bovenstaande
zin te wijzigen.
Bij besluit van de raad van 5 maart 1956, goedgekeurd
door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant van 4 juli 1956,
G.no.48594 is de vergoeding van de brandweercommandant vast
gesteld op f.150,en van de ondercommandant op f. 100,
Door de commandant en ondercommandant moeten regel
matig vergaderingen en oefeningen worden bijgewoond, waarvoor
geen uurvergoeding wordt verleend.
Het komt het college van burgemeester en wethouders
derhalve gewenst voor de vergoeding van de brandweercomman
dant vast te stellen op f. 250,en van de ondercommandant
op f. 150,zulks gerekend vanaf 1 januari 1956.
De heer G.N.de Lint vraagt of de verhoogde vergoe
ding, de werkelijke kosten inderdaad dekken, waarop de voor*-
zitter bevestigend antwoordt.
De heer K.Verhagen vraagt, of de leiding niet heeft
gefaald, tijdens het blussen van de in brand staande land-
bouwschuur van de heer M. van Dis.
De voorzitter vraagt de heer K.Verhagen deze vraag
schriftelijk testellen, daar hij de brandweercommandant heeft
beloofd, geen enkele inlichting te verstrekken, alvorens
door het college van burgemeester en wethouders met hem een
onderhoud heeft plaats gehad.
De heer G.N.de Lint verzoekt de voorzitter er nog
maals bij het polderbestuur op aan te dringen, zo spoedig
mogelijk een vergunning te verlenen voor het plaatsen van
putringen in de poldersloten, daar bij genoemde brand afdoen
de gebleken is, dat deze ringen absoluut noodzakelijk zijn.
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten de ver
goeding van de brandweercommandant vast te stellen op f,250,-
per jaar en van de ondercommandant op f. 150,per jaar,
zulks gerekend vanaf 1 januari 1956.
C. A. J,
de Rooij, wonende alhier, is een
Door de heer
verzoek ingediend om ontheffing van zijn aanslag hondenbelas
ting, belastingjaar 1956, kohiernummer 55, om het 2e half
jaar 1956, ten bedrage van f. 5,
Adressant voert aan dat hij gedurende het 2e halfjaar
1956 niet in het bezit is geweest van een hond,
Uit een ingesteld onderzoek is gebleken, dat he/t
aangevoerde juistis.
N. S. 17192 II