RONDVRAAG - 13 - De voorzitter zegt dat door de heren A.de Wit en D.van de Ree de navolgende vragen schriftelijk zijn ingediend n.l, "Willen Burgemeester en wethouders aan de raad mededelen na de uitspraak van de Rechtbank te Breda betreffende de fraude van de waterramp 1953 gepleegd door de aanne mer H.Harmsen, 1.hoe hoog dit bedrag is te nadele van de gemeente? 2.dat onze gemeente tegen fraude is verzekerd of dit voor de ambtenaren is of ook voor derde? 3.zo ja, wat hebben burgemeester en wethouders dan al ge daan of zijn van plan te doen om dit bedrag te vorderen van de Verzekerings Mij. met welk déze verzekering is gesloten? 4.indien de gemeente niet voor derde is verzekerd of zij Burgemeester en wethouders dan het plan hebben de raad voot te leggen om een vordering van dat bedrag op de aannemer H.Harmsen te verhalen?" Het college van burgemeester en wethouders heeft de vragen als volgt beantwoord: 1.Het bedrag der fraude is niet precies bekend.Wel werd tijdens de rechtzitting globale cijfers genoemd. Ons college heeft op 9 juli j.l. aan de Minister van Finan ciën verzocht de juiste gegevens te willen verschaffen. Op 29 juli d.a.v. berichtte de Minister ons dat hij op dracht had gegeven de watersnoodschadevergoeding vast te stellen zodat de omvang van de fraude bepaald kan worden. 2.De gemeente is tegen benadeling ten gevolge van fraude etc. verzekerd bij de Fraude Onderlinge van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Het verzekerde bedrag bedraagt slechts f.7000,aange zien deze verzekering in de eerste plaats bedoeld is als risicodekking voor benadeling door ambtenaren. 3.Ons college heeft zich in verbinding gesteld met de advo caat Prof.Mr.D.Simonsdie reeds meerdere malen zaken voor de gemeente behandelde en hem gevraagd bf en van wie de gemeente het fraudebedrag moet invorderen c.q. pro cederen Prof.Simons heeft inmiddels nadere gegevens gevraagd en zal hierover rapporteren. Daarna zal de Raad moeten be slissen of er geprocedeerd zal worden, terwijl Gedepu teerde Staten hun goedkeuring daaraan hebben te geven. 4.Ons college heeft op 13 october 1955 de N.v.Q-ront Mij te Zwolle aansprakelijk gesteld voor de gepleegde fraude, aangezien deze maatscahappij de directie voerde over het werk,hetgeen U reeds werd medegedeeld in de vergadering van 28 januari 1957. Indien de Gront Mij niet aansprakelijk kan worden ge steld, het oordeel daarover berust in de eerste plaats bij Prof. Simons, zal het bedrag der fraude vanzelf sprekend verhaald moeten worden op de veroordeelde Harmsen De heer G.N.de Lint zegt uit het antwoord te hebben opge maakt dat de tarugvordering van het gefraudeerde bedrag reedi in handen is gesteld van Prof.Mr.D.Simonsen dat alvorens tot terugvordering over wordt gegaan een rapport van Prof. Simons zal worden overgelegd, waarop de voorzitter bevesti gend antwoordt. -Prof Simons-p N. S. 17192 II

Raadsnotulen

Willemstad: 1927-1995 | 1957 | | pagina 60