28 januari 1957. VERGADERING van de raad der gemeente Willem stad., gehouden op maan dag 2.8 januari 19 57, des na middags 7.30 uur. ten gemeen— tehuize. Voorzitter: de edelachtbare heer C.A.van der Hooft. Sekretaris: de welédele heer K. Dane. Aanwezig de leden: J.A.Dekkers, H.GrootenboerG.N. de Lint, C,Maris Czn.D.van de Eee, K.Verhagen en A.de Wit. —O—O—O-O-O-O-O— De voorzitter opent de vergadering door het uitspreken van het ambtsgebed. Spreker heet allen hartelijk welkom en zegt dat de heer H. Grootenboer, naar aanleiding van vragen van de heer van Lienden in de Tweede Kamer der Staten-Generaal de navolgende vraag heeft gesteld: "Met mij zal ook het College van burgemees ter en wethouders wel kennis genomen hebben van de onlangs door de heer van Lienden in de 2e Kamer gestelde vragen. Uit de door de Ministers van financiën en Justitie gegeven antwoorden, die een dezer dagen in de dagbladen stonden afgedrukt, blijkt dat bij het openbaar ministerie de indruk bestaat, dat de omvang van de vermoedelijk gepleegde fraude beperkt had kunnen worden door betere controle van gemeen tewege. Kunnen B. en W. terzake nadere mededelingen doen'.' Het College van burgemeester en wethouders voelt zich genoodzaakt naar aanleiding van deze vra ag de navolgende verklaring af te leggen: "Mijne heren leden van de gemeenteraad. Naar aanleiding van de door de heer H.Grooten boer ingediende schriftelijke vraag, willen burge meester en wethouders gaarne het volgende verklaren Zodra de gevolgen van de watersnood te over zien waren, bleek overduidelijk, dat de herstel en opruimingswerkzaamheden van een voor onze begrip pen ongekende omvang waren. Daarnaast werd het ge meentelijk apparaat nog overbelast door andere pro blemen;

Raadsnotulen

Willemstad: 1927-1995 | 1957 | | pagina 1