- 14 -
28 januari 1957.
De heer A.de Wit zegt dat de heer P.Grootenboerwo
nende Kerkring 37, zeer slecht gehuisvest is eh vraagt of
burgemeester en wethouders maatregelen kunnen treffen, dat
hierin verbetering wordt gebracht.
De voorzitter zegt dat dit geval hem bekend is en de
gemeente-architect eeh onderzoek heeft ingesteld. De huis
vesting van dit gezin is inderdaad zeer slecht, maar typerenc
is, dat nagenoeg alle inwoners, die bij hem op het spreekuur
komen, allemaal klachten hebben over de slechte woning toe
standen. Het is absoluut niet mogelijk een persoonlijk onder
zoek in te stellen en spreker zegt diep medelijden te hebben
met deze mensen. Het is ten enemale niet mogelijk ijzer met
handen te brekeh. Aan de eigenaar van het pand Kerkring 37
is verzocht de woning te verbeteren, doch deze geeft de voor
keur aan onbewoonbaarverklaring.
Hetzelfde feit- doet zich voor op het z.g. werfje.
Deze woningen zijn niet onbewoonbaar verklaard, doch de eige
naar de heer G. Sjerp wenst geeh verbetering aan te brengen
en dringt aan op onbewoonbaarverklaring, omdat hij de wonin
gen als werkplaats wilt inrichten.
Het gevolg is dat de bewoners komen klagen bij het
gemeentebestuur. Inmiddels is de heer Sjerp verzocht de wo
ningen te verbeteren, omdat hij als eigenaar verantwoorde
lijk is, de woningen in een goede staat te houaen.
Een ieder dient ervan overtuigd te zijn, dat het col
lege van burgemeester en wethouders alles in het werk steld,
om hierin zo spoedig mogelijk verbetering te brengen.
In antwoord hierop vraagt de heer A.de Wit, waarom
de woning voorheen bewoond door de heer A.den Hollander nog
steeds leeg staat.
De voorzitter deelt mede dat toestemming is gegeven
tot verkoop van de woning, nadat de heer L.Maliepaard had
voorgesteld zijn schoonvader op zijn kosten ter verzorging op
te nemen. Betrokkene heeft een gegadigde voor de koop gevon
den, zodat aan de koper toestemming is verleend de woning te
betrekken.
Het eigenaardige van het geval is dat de heer den
Hollander aan zeven personen toestemming heeft verleend de
woning te mogen huren, mits burgemeester en wethouders er
mee instemmen. Hieruit blijkt dat de verantwoording van het
verhuren van woningen volledig wordt afgeschoven op de over
heid.
De heer A.de Wit zegt dat de verkoop geen doorgang
vindt, waarop de voorzitter antwoordt hiervan geen enkele
mededeling te hebben ontvangen.
De heer A.de Wit merkt op dat de heer E.van de Ree,
die 6 jaar gehuwd is, ook 6 jaar lang in een krot woont en
hem verschillende malen de belofte is gedaan, uitzicht te
hebben op een andere woning.
De voorzitter zegt dat nooit immer enige belofte is
gedaan over een toe te wijzen woning. Het krot, hetwelk de
heer van de Ree bewoont is niet toegewezen, doch geheel vrij
willig betrokken, omdat hij geen uitweg zag in verband met
zijn gedwongen huwelijk.