- 10 -
28 september 1956.
De voorzitter zegt dat de heer W. van Dam is aangeschreven
om de nodige maatregelen te treffen om de overlast teniet
te doen. Als antwoord hierop ontvingen burgemeester en wet
houders een verzoek om de achter de schuur liggende grond
te kunnen aankopen, waarop afwijzend is beschikt, omdat de
heer van Dam op deze manier tracht de heer van Breda een
hak te zetten.
De heer K.Verhagen vraagt zich af of bij het afgeven
der bouwvergunning het vorenstaande beter voorkomen had
kunnen worden.
De voorzitter zegt dat de heer van Dam de brandstof-
fenschuur op de grens van het perceel heeft mogen bouwen,
om hem ter wille te zijn.
In het huidige geval zal de heer van Dam buigen en
wanneer hij niet voldoet aan de aanschrijving van het colle
ge van burgemeester en wethouders, zal het hem geld kosten.
De heer D. van de Ree maakt de voorzitter er nog op
attent, dat het ijzeren hek langs de haven stuk is en of o-
ver het herstel eveneens overleg kan worden gepleegd met
de Genie.
Niets meer aan de orde zijnde, sluit de voorzitter
de vergadering.
Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad
der gemeente Willemstad van
C. A. van
Hooft
N. S. 17192 II