TOESPRAAK VAN
RAADSLID A. de
WIT
TOESPRAAK H.
|GROOTENBOER
-3-
11 Augustus 1954
Gods Zegen toe.
De heer A.de Wit zegt, dat hij zich verplicht voelt en
kele woorden te spreken en zegt het volgende
Al bijna 20 jaren als raadslid heb ik kennis aan de heer var
Breda en het is tot op heden nog hetzelfde als in het begin,
n.l. een man, die niet met zichzelf dweept of zich op de
borst slaat en zegt, dat heb ik gedaan, doch hij is een eer
lijk en plichtsgetrouw ambtenaar, een man, waar een ieder
voor 100$ op aan kon.
De spreuk van Bilderdijk: "Veel beloven en weinig geven,
doet de gekken in vreugde leven", geldt niet voor hem, daar
van Breda hiervan niets moest hebben.
Van Breda heeft onder verschillende burgemeesters en se
cretarissen gediend en is het niet altijd even prettig wer
ken geweest.
Aangezien hij zijn werk voor 100$ verrichtte, was het
voor die heren niet gemakkelijk de schuld op een ander te
schuiven om dan hun eigen handen in onschuld te wassen.
Spreker zegt, dat hij zich de dertiger jaren herinnerd
met de grote werkloosheid. Voor de ambtenaren was het toen
niet gemakkelijk en zeker niet voor de ambtenaar van de
steunverlening.
Met deze taak was de heer van Breda toen belast en spre
ker zegt zich nog te herinneren wat er zich in die tijd af
speelde, n.l. dat de heer van Breda de schuld van alles
kreeg en wij als vakbondbestuurders moesten de mensen dan
aan het verstand tfachten te brengen, dat het niet de schuld
was van de desbetreffende ambtenaar, doch van het college
van burgemeester en v/ethouders.
De heer van Breda wist zich echter door deze moeilijkhe
den heen te slaan en hij bleef voor iedereen dezelfde mens,
die stipt zijn plicht vervulde.
Nu hij ons echter gaat verlaten zal het een lege stoel
blijven, na een reeks van jaren van prettige samenwerking en
hulpvaardigheid
De heer de Wit hoopt, dat de heer van Breda nog lange
jaren van zijn rust mag genieten en betuigt zijn dank voor
de getoonde bereidwilligheid en hulpvaardigheid, die spreker
in de afgelopen jaren van hem heeft mogen ondervinden, ter
wijl de kameraadschappelijke omgang voor spreker altijd een
aangename herinnering zal blijven.
De heer H.Grootenboer sprak de heer van Breda in dicht
vorm als volgt toe:
Mijnheer de voorzitter, ik richt graag een woord
Tot de scheidende van Breda, zoals 't behoort.
Daarom ging ik in het verleden netten staren
Om enkele herinneringen te vergaren.
Van Breda nog jong inwoner van onze stad
Werd het hier al spoedig zat
Hij wilde de wijde wereld in
En in dat willen kreeg hij zijn zin.
Ik zie hem nog wandelen over het middenpad
Van onze aloude Willemstad
Getooid met de koloniale wapenrok
Waarop hij al spoedig naar Indië vertrok
Daar heeft hij een lange reeks van jaren
Gewerkt temidden van vele gevaren
Hij diende daar wel naar zijn zin
Voor 1t Vaderland en Koningin
-God-
N. S. 17192 II