TOESPRAAK WET
HOUDER C.MARIS
C.Zn.
-2-
11 Augustus 1954
Hierna biedt de beer Verhagen de heer van Breda een lamp aan
als geschenk van de raad, burgemeester en wethouders.
Vervolgens wordt het woord gevoerd door de heer K.Dane.
Spreker gewaagt van zijn blijdschap, dat hij in de gelegen
heid is het woord te voeren.
Eindelijk is dan de dag aangebroken waarover reeds lang
gesproken is. De heer van Breda heeft tegen deze blijde- en
moeilijke dag opgezien, daar het een afscheid is tegen zijn
wil in, doch waar eenmaal niets aan te doen is. Betrokkene
is vastgegroeid én aan de gemeentedienst én aan Willemstad,
daar hij hier geboren en getogen is. Ondanks een afwezigheid
uit Willemstad voor het dienen van de Nederlandse belangen
in de Oost, heeft hij Willemstad nog 28 jaren trouw gediend.
In die jaren kan hij terugzien op voorspoed en tegenspoed;
voorspoed in zijn gezin, waar hij zijn twee zoons zag op
groeien tot mannen, die zich een positie in de maatschappij
weten te verwerven en waarop hij trots is; wat tegenspoed be
treft de minder feiten o.a. de oorlog in 1940, de oorlogsja
ren 1940-1945, de watersnood, enz. Bij deze gebeurtenissen
heeft de heer van Breda met de gemeente meegeleefd met inzet
van alle krachten.
Betrokkene is op rijpere leeftijd in dienst van deze ge
meente getreden en heeft alle krachten ingezet voor zijn
nieuwe taak. Op 47-jarige leeftijd heeft de heer van Breda
nog kans gezien het diploma bevolkingsboekhouding te behalen
als één van de eersten in het land.
Het contact tussen spreker en de heer van Breda is reeds
vanaf 1941 gelegd en het is een contact van zeer prettige
aard geweest. Spreker zegt met geen enkele ambtenaar zo pret
tig te hebben samengewerkt, mede door de lange duur, als met
de heer van Breda. Niet alleen prettig te hebben samenge
werkt als schrijver, bode en havenmeester, doch ook als een
zeer betrouwbaar adviseur, iets wat in een gemeente zeer be
langrijk is. Dit was mogelijk, omdat de heer van Breda een
geboren Willemstadter is.
Dat de voorbijgegane ambtsperiode een leven is van trouw,
toewijding en plichtsbetrachting blijkt wel uit de 5 onder
scheidingen, die hem in die jaren zijn toegekend. Er wordt
wel eens beweerd, dat de onderscheidingen gemakkelijk worden
verleend aan hen, die ze niet verdienen, doch bij de heer van
Breda is dat niet het geval, daar deze de onderscheidingen
wel terdege heeft verdiend.
Het is spreker een groot genoegen de heer van Breda een
karpet te mogen aanbieden namens het gemeentepersoneel en
spreekt de hoop uit, dat de heer van Breda nog vele voetstap
pen op het karpet zal mogen plaatsen en zijn gedachten daar
bij nog dikwijls mogen teruggaan naar de achter hem liggende
diensttijd en de prettige omgang met hem en andere ambtena
ren.
Namens de Anti-Revolutionnaire fractie van de raad zegt
wethouder C-Maris Czn. te kunnen instemmen met de woorden van
de andere wethouder, de heer Dekkers. Spreker kan zich niet
voorstellen, dat de heer van Breda tijdens de raadsvergade
ringen niet meer aan de deur zal staan.
De heer Maris zijn gedachten gaan terug naar de jaren
1940-1945, toen men altijd op de heer van Breda kon rekenen.
Dit bleek ook weer in 1945. Vandaar, dat burgemeester en wet
houders hem dan ook altijd als een eerlijk en vlijtig ambte
naar hebben beschouwd.
Spreker hoopt, dat de scheidende nog lang van zijn pen
sioen zal mogen genieten en wenst hem voor zijn verdere leven
-G ods-
N. S. 17192 II