9 April 1954
kom der gemeente, ten "behoeve van de bewoners der kom onzer
gemeente, opdat zodoende morele en sociale "belangen onzer
gemeentenaren gediend zullen worden?
De voorzitter zegt, dat na de stormvloed door het water
schap "De Ruigenhil" een verbod is uitgevaardigd om de ta
luds van de Helsendijk en Stadsendijk te bezaaien, anders
dan met graszaad.
Ra de uitvaardiging van dit verbod is een vergadering
belegd met de vertegenwoordigers van de rampschade-commissie
en de verschillende arbeiders organisaties.
Daarna is om een jaar uitstel van het verbod gevraagd
dat echter werd afgewezen.
Er zullen echter nieuwe vergunningen worden gevraagd en
wanneer deze wederom worden afgewezen zal beroep worden in
gesteld bij Gedeputeerde Staten dezer provincie en zonodig
bij de Kroon.
Spreker zégt blij te zijn, dat de heer Grootenboer zich
zo opwerpt voor de dijkbewoners.
In afv/achting van de verdere uitvoering van het verbod
zal getracht worden de gedupeerden weer opnieuw in het bezit
van een perceel tuingrond te stellen.
Verschillende landbouwers hebben reeds aangeboden bouw
grond aan het bij hen in dienst zijnd personeel af te staan.
Tevens zal met enkele landbouwers overleg worden ge
pleegd om grond te verkopen, opdat de gedupeerde dijkbewo
ners van deze regeling geen schade sullen ondervinden.
Met het Nationaal Rampenfonds werd reeds overleg ge
pleegd om te komen tot een schadevergoeding.
De heer G.E.de Lint deelt nog mede, dat Gedeputeerde
Staten de stichting van de Landbouw hebben kwalijk genomen,
dat deze medegewerkt heeft aan het verkrijgen van een jaar
uitstel van het verbod.
Hierna doet de voorzitter mededeling van de brieven, die
met betrekking tot het vorenstaande, van Gedeputeerde Staten
zijn ontvangen.
De heer K.Verhagen vraagt hoever de plannen gevorderd
zijn inzake het aan te leggen sportterrein.
De voorzitter zegt, dat er wat moeilijkheden zijn met
de verkoper van de grond. De eigenaar heeft thans een juri
disch adviseur aangewezen, om te laten vragen of de waarde
van de grond juist is geschat.
Binnenkort zal worden voorgesteld om tot onteigening
over te gaan. De verkoper acht de waarde van de grond te
laag geschat in verhouding tot de berekende schadevergoe
ding t.b.v. de pachter.
Vervolgens vraagt de heer K.Verhagen naar de stand van
het uit te voeren rioleringsplan.
De voorzitter zegt, dat alle stukken bij de Provinciale
Commissie voor de Werkgelegenheid berusten. De uitvoering
van het plan hangt geheel af van het aantal werklozen. Zodra
er voldoende werklozen zijn kan het plan worden uitgevoerd.
De heer G.R.de Lint zegt, dat de uitloop van de riole
ring voorbij de 18 woningen moet komen, omdat de huidige
plaats een zodanige stank verspreid, dat de bewoners van de
18 woningen hiervan last ondervinden.
De voorzitter zegt, dat getracht zal worden hiervoor
een oplossing te vinden.
De heer K.Verhagen vraagt tevens nog of de riolering
van de 6 woningen aan de Steenpad in de poldersloten mag
uitlopen.
De voorzitter zegt, dat het polderbestuur daartoe nog
-geen-