OPRUIMEN
PUINHOOP
RONDVRAAG
n.s. 17192
- 3 -
28 Augustus 1953.
Door het grootste gedeelte van de bewoners van
de Willem de Zwijgerstraat en de Kazernestraat
is een verzoek ingediend om de puinhoop, gelegen
voor de noodwoningen op te ruimen, daar dit ge
vaar oplevert voor de jeugd.
De voorzitter zegt, dat volgens mededeling van
de gemeente-architect het puin zal worden gebruikt
voor de te bouwen woningen aan de Helsendijk,
zodat het puin binnen afzienbare tijd zal zijn ver
dwenen. Op de vraag van de heer A. de Wit of de
opruiming dit jaar nog zal geschieden, antwoordt
de voorzitter bevestigend.
De heer K.Verhagen vraagt of inlichtingen kunner
worden verstrekt inzake de toegewezen houten
woningen.
De toewijzing van de houten woningen aan de
rampslachtoffers is een nare geschiedenis, aldus
de voorzitter.
In eerste instantie werd na de ramp een opgave
verstrekt van de vernielde woningen en de gemeente
Willemstad kreeg derhalve 10 houten woningen toe
gewezen. Enige tijd later werd het genomen besluit
door de directeur-generaal weer ingetrokken en
werd de toewijzing verlaagd t«t 5» Bovendien
werd er bij bedongen, dat de woningen moeten wor
den toegewezen door het Nederlandse Roode Kruis in
overleg met het gemeentebestuur.
Dat Burgemeester en wethouders met het voren
staande geen genoegen hebben genomen laat zich
begrijpen, temeer nog daar aan gemeenten, die niet
door de watersnood zijn getroffen eveneens houten
woningen zijn toegewezen.
Inmiddels is echter door de burgemeesters van
Werkendam, Dussefa, Steenbergen en Willemstad een
audiëntie aangevraagd bij de Minister van Weder
opbouw en Volkshuisvesting.
De heer H.E.Maris is van mening, dat burgemees
ter en wethouders de woningen rustig kunnen accep
teren en de toewijzing overlaten aan het Neder
landse Roode Kruis.
De voorzitter is het hiermede niet eens, daar
de woningtoewijzing opgedragen is aan Burgemeester
en wethouders
De heer J.A.Dekkers merkt nog op, dat de kosten
van het bouwen ook een grote rol spelen en daar
mede wel terdege rekening moet worden gehouden.
Vervolgens vraagt de heer K.Verhagen of het gat
reeds is gedicht, dat is ontstaan door het uitgrav
ven van het kanon aan de haven en hoever deze zaak
reeds is gevorderd.
De voorzitter zegt, dat hij meende, dat deze
kanonnen van de gemeente waren en v«or proef is
er één uitgehaald. De Waterstaat was hierover erg
kwaad, omdat deze grond toebehoort aan de Water
staat en vooraf geen overleg was gepleegd.
Spreker wijst er de heer Maris op, dat deze bij
de behandeling van de statuten van de Chr.Woning-
bouwstichting wel de eis stelde, dat de woning-
- 4 -