- 2 - 28 Februari 1953. n.s. 17192 Straks in de eeuwigen schonen morgen, Ziet gij dit wonderwerk geheel. Nu ziet gij slechts de donkere keerzij Uw oog ontwaart geen vaste lijn. Gewirwar slechts van draden,knopen, Die doelloos door elkander lopen, Maar toch door mij gevlochten zijn. Mijn kind,leer mij toch meer vertrouwen, Al gaat het ook door 't dal der smart. Kom, nader zacht tot mijn altaren, Daar zal geen vrees Uw ziel ervaren, Daar vindt Gij het antwoord aan mijn hart Twee zijn er in onze gemeente aan wie dit voor recht onthouden is. Twee, die nimmer meer op hun boerderij zullen terugkeren. Twee van de braafste oudjes van Willemstad,: Wed.Anna Punt-Bos en Aaike Bos. Wij herdenken staande allen, die in die verschrik kelijke nacht werden weggenomen - alle familieleden uit onze Westhoek; in het bijzonder de twee oude mensjes uit Willemstad. Mijne heren leden van de raad, gij hebt het recht te weten wat in de afgelopen tijd door de wethouders en mij is verricht en welke maatregelen er zijn geno men in de nacht van 31 Januari op 1 Februari en in de tijd daarna tot op heden. In de avond van 31 Januari 1953, omstreeks 6.30 uur heb ik mij op de hoogte gesteld van de stand van het water, nadat ik van de Bilt het gebruikelijke telegram "Gevaarlijk hoog water" ontvangen had. Ik heb daarbij de rijksbetonningsambtenaarde heer A.de Visser als deskundige geraadpleegd en met de postcommandant der rijkspolitie, de heer van der Stoep, de afspraak gemaakt mij, indien het water bij ebbe niet noemenswaard zou zakken te waarschuwen. Door de heer van der Stoep werd ik te 11.30 uur opgebeld, waarbij de postcommandant mij mededeelde, dat het water inderdaad niet noemenswaard was wegge vloeid en bij het Volgende hoogwatertij nog aanmer kelijk zou stijgen. Aan de oplettendheid van wachtmeester van der Stoep is het te danken, dat ik, inplaats van naar bed te gaan, eerst de dijkgraaf heb gewaarschuwd en daarna de brigade der Koninklijke Marechaussee heb opgebeld en verzocht per jeep te patroulleren langs de dijken en de waterstand op te nemen. Tevens waarschuwde ik de burgemeester van Klundert en de groepscommandant der Rijkspolitie te Fijnaart, omdat ik geen contact kon krijgen met mijn collega te Fijnaart. Ook met de opzichter der polder, de heer Looij, heb ik te zijnen huize gesproken. Daarna, het zal ongeveer 12 uur geweest zijn, heb ik met de gemeentesecretaris het gemeentehuis bezet fen nogmaals de gèhele zaak doorgesproken.

Raadsnotulen

Willemstad: 1927-1995 | 1953 | | pagina 2