- J
OPENING.
n.s. 17192
- 1 -
28 Februari 1953.
Notulen van de raad der gemeente Willemstad, ge
houden op 28 Februari 1953» des namiddags 4 uur
ten gemeentehuize.
Voorzitter: de edelachtbare heer CA.v.d.Hooft
Secretaris: de weledele heer K.Dane;
Aanwezig de heren H.E.Maris, C.Maris Czn.A.de
Wit, H.Grootenboer, A.P.van den Hil en J.A.Dekkers.
De voorzitter opent de vergadering met het uit
spreken van het ambtsgebed en heet alle aanwezigen
hartelijk welkom.
In verband met de plaats gehad hebbende waters
nood op 1 Februari 1953» waarin ook deze gemeente
is betrokken spreekt de voorzitter de volgende rede
uit:
"Mijne Heren, leden van de raad,
Niemand onzer heeft kunnen denken, dat wij na
onze laatste vergadering pp 19 December 1952 zoveel
zouden meemaken als thans is geschied.
De Wethouders en ik hadden de uitnodiging klaar
liggen U bijeen te roepen voor een raadsvergadering,
de eerste in 1953, maar het lijkt of dat al weer
lang geleden is.
Meer dan ik U zeggen kan, verheugt het mij U al
hier te mogen begroeten.
Het had geheel anders kunnen zijn. Evenals zovele
anderen, die bij de ramp van 1 Februari 1953 het
leven hebben gelaten, had ook ons dit lot kunnen
treffen.
God heeft dit anders beschikt en ons voorbestemd
om het werk weer aan te vatten.
Veel wat wij hebben opgebouwd, een mooi huis, een
goed bestaan, een boerderij met vruchtbomen en ak
kers, het werd in één nacht uit onze handen geslagen
"Het is Mijn!" heeft God gezegd.
Hoe moeilijk het ook is om als belijdende Chris
tenen te zeggen: "God gaf - God nam - God zij ge
loofd!"
Toch zult ge allen bidden tot hem, die hemel en
aarde bestuurt, met blijdschap in Uw hart, dat hij
U het leven schonk en deed behouden - werken - her
bouwen aan Uw stad en polder - Uw huis en boerderij -
Uw veestapel - Uw bezit, dat verloren ging.
Ik kan mij indenken, dat het U te moede was, als
de dichter, die zei:
0 God, mijn hart is vragens moede,
Mijn ziel gehuld in donkren nacht.
Waarom die onbegrepen paden,
Die aarzelend mijn voeten traden,
Wijl 'k smeekend op Uw antwoord wacht?
0, antwoord toch almachtigen Vader.
Hoor toch mijn droeve wanhoopsklacht.
Opdat mijn moede ziel zal vinden
Het antwoord, waar 'k zo lang op wacht.
Het Goddelijk antwoord.
Bedenk mijn kind dat ik de draden
Ineen vlecht tot een schoon taf'reel,
't Is echter voor Uw oog verborgen
-Straks-