Vaststelling
Be "bouwings ver
ordening.
Geldleening.
Rekening 1944,
Rondvraag.
M.s. 17192 1
2.
3 Mei 1948.
De Voorzi/tter leest een gedeelte voor van het schrij
ven van Ged.Staten d.d.21 Januari 1948 G.nr.455.S.
waarhij mede gedeeld wordt dat de proceduren inge
volge artikel 37 der Woningwet opnieuw toegepast
moet worden op de hehouwingsverordening, die door
den Raad werd vastgesteld hij hesluit van 2 Mei 1947
aangezien hij de publi/featie van het uitbreidings
plan niet met name genoemd werd de hehouwingsveror-r
dening.
Zonder hoofdelijke stemming hesluit de Raad,overeen
komstig het voorstel van B.en W.,de hehouwingsveror
dening opnieuw vast te stellen.
De Voorzitter brengt ter tafel een voorstel van B.en
W. tot het aangaan van een geldleening van f.60,ÖÖOf
ter consolideering van een gedeelte van de loopemde
kasgeldleening.
Ter toelichting deelt de Voorzitter mede,dat in de
loop de jaren 1942-1947 verschillende kapitaalsuit
gaven zijn gedaan,ter dekking waarvan slachts een
kasgeldleening werd gesloten. De Fa. Theodoor Giles-
sen^biedt zijn bemiddeling aan voor toet afsluiten
van een leening met een looptijd van 30 jaren,tegen
een rente van 3 gedurende de eerste tien jaren
en daarna 3 it
Zonder hoofdelijke stemming hesluit de Raad tot het
aangaan van de geldleening.
De Voorzitter deelt mede,dat G.S.hij schrijven van
7/12 April 1948,G.nr.970,III afd.hebben'medegedeeld
dat het noodzakelijk wordt geacht de rekening voor
diemstjaar 1944 opnieuw voorloopig vast te stellen
aangezien in de cijfers eenige verandering werd
gebracht door overboekingen van vorige dienstjaren.
Zonder hoofdelijke stemming hesluit de Raad daartee.
Dhr.Verhagen deelt mede,dat het brandweermateriaal
aan de Stadschendijk ondeugdelijk is opgeborgen.
De Voorzitter zegt daarmede op de hoogte te zijn en
een en ander met Dhr.Knook,brandmeester ter plaatse,
te bespreken. B.en W. hebben zich een oplossing ge
dacht door het bouwen van een tweetal kleine schuur
tjes.
De Heer Verhagen wijst op een voormalige militaire
schuilplaats bij Kreeft.
De Voorzitter is echter van meening dat in de te 1>
bouwen bergplaatsen ook gelegenheid moet bestaan
voor het opbergen van de kleeding en andere uit
rustingsstukken.
De Heer Verhagen wijst er verder op dat de Helschen-
dijk in slechte conditie verkeer#.
De Voorzitter deelt mede,dat dit punt reeds meerma
len besproken is en B.en W. hebben nog geen vrijheid
kunnen vinden om met een voorstel tot algeheel her
stel te komen.
De Heer Verhagen deelt mede dat &et instampen van
de grind de vorige maal achterwege is gebleven.
De Heer de Lint wijst erop dat grindwegen regelmatig
moeten worden bijgehouden.
De Heer de Wit is echter van meening dat grindwegen
uit den tijd zijn.
De Heer de Lint meent daarentegen dat indien de weg
regelmatig iedere week geveegd wordt hooge onkosten
vermeden kunnen worden.
De Voorzitter deelt ten slotte mede,dat B.en W. een
en ander opnieuw zullen bezien.