2 Februari 1940.
Voorloopige
stelling Gem
kening 1937.
vast-
.Re-
992.
Tegen de heeren .J.A.Maris en A.de Wit.
De Heer J.A.Maris vraagt of Heeren Wethouders in dit geval
wel mee mochten stemmen?
De Voorzitter zegt,dat wij hierover niet verder blijven zeu
ren.
De Heer J.A.Maris verzoekt den Voorzitter dan speciaal bij
de inzending van dit besluit aan Heeren Gedeputeerde Staten
te willen vermelden,dat een lid van den Raad deze vraag heeft
gesteld.
De Voorzitter zegt,dat deze zaak best in orde zal komen.
De Voorzitter zegt,dat in een van de vorige vergaderingen
een nota van Heeren Gedeputeerde Staten van Noordbrabant met
opmerkingen op de Begrooting voor het dienstjaar 1939 aan de
orde is geweestwaarvoor spreker den Raad heeft gevraagd om
Burgemeester en Wethouders te machtigen deze nota te laten be
antwoorden. Geen enkel lid van den Raad maakte hiertegen be
merkingen en waar in die nota ook,werd aangedrongen om alsnog
de Gemeenterekening over 1937 voorloopig vast te stellen,was
spreker ook van meening,dat deze machtiging tevens de voorloo-
pige vaststelling dezer rekening betrof. Spreker vond toen hier
in aanleiding"om de heeren te bedanken voor de loyale wijze,
waarop zij deze zaak hadden behandeld. Heeren Wethouders waren
toen van meening,dat dit een zaak van den Raad was en waar dit
ollege al meerdere malen niet voor een voorloopige vaststel
ling te vinden w'as,werd Heeren Gedeputeerde Staten hiervan dan
ook kennis gegeven. In dien zelfden brief werd in overweging
gegeven om den Commissaris"der Koningin,overeenkomstig de Ge
meentewet, tot voorloopige vaststelling'te laten besluiten.
Thans krijgen wij wederom een schrijven van Heeren Gedeputeerde
Staten,waarin nogmaals wordt aangedrongen op voorloopige vast
stelling", omreden anders de afrekening van het subsidie als
noodlijdende Gemeente niet kan plaats hebben.
Het is dus,aldus sprekerwederom aan den Raad om te beslis
sen of hij alsnog tot voorloopige vaststelling daarvan wenscht
over te gaan of niet. Spreker zegt echter van meening te zijn,
dat de Raad destijds al tot voorloopige vaststelling had beslo
ten.
De Heer A.P.van den Hil zegt,dat volgens zijn bescheiden
meening,de Raad tot voorloopige'vaststelling moet overgaan,om
reden anders de financieele nadeelen nog grooter zullen worden.
De Heer J.A.Maris zegt,dat het hem spijt,dat de Heer van den
Hil zoo durft spreken. Ja,dat het hem verwondert,dat de Heer
van den Hil als nieuweling in het College zoo kan praten. De
Heer van den Hil kan niets van deze zaak afweten.
Spreker zegt,zich af te vragen,of de Heer 'van den Hil wel
weet,waarvan deze weigering van de voorloopige vaststelling
der rekening,een gevolg is. Heel deze zaak heeft de oude Raad
destijds van alle kanten bekeken en eenparig was men toen van
imeening,dat het niet voorloopig vaststellen van de Rekening de
eenige oplossing was.
2 Februari 1940.
Salariskwestie
ambtenaren.
993.
Ook Burgemeester en Wethouders huldigden toen die meening.
Thans wil de Heer van den Hil als nieuweling deze zaak eens
recht zetten.
De Heer A.P.van den Hil zegt deze zaak zeer nauwkeurig te
hebben onderzocht.
De Heer C.Dane zegt de door den Heer J.A.Maris gemaakte
opmerkingen "min" te vinden. De Heer van den Hil heeft de
zaak,aldus spreker,goed bekeken1
De Heer C.Maris Czn.zegt ook in eerste instantie tegen de
voorloopige vaststelling gestemd te hebben,maar wanneer de fi
nanciën hierdoor hopeloos in de war loopen,wil hij niet langer
deze zaak tegen houden.
De Heer J.A.Maris zegt,dat dus de Heeren nu alle narigheden
waar altijd deze niet-voorloopige vaststelling zijn oorzaak in
heeft gevonden,goedkeuren. Spreker meent,dat hierdoor de Ge-
meentefinanciën nog meer in de war worden gestuurd,gezien het
bedrag,dat de Gemeente daardoor moet missen.
De Voorzitter zegt thans tot stemming over te zullen laten
gaan.
Het voorstel tot voorloopige vaststelling der Rekening kan
echterwegens onvoltalligheid der vergadering,geen meerder
heid vinden.
Voor stemden de Heeren: A.P.van den Hil en C.Maris.
Tegen de:Heeren: J.A.Maris en A.de Wit.
De beide Wethouders moesten zich,overeenkomstig de Gemeen
tewet, van deelneming aan deze stemming onthouden.
De Heer J.A.Maris vraagt waarom over de Rekening de Wethou
ders niet en over een besluit tot wijziging van de Begrooting,
waarbij zij persoonlijk belang hebben,wil mogen medestemmen.
De Voorzitter zegt,dat dit logisch is,omreden deze heeren
over het al of niet goedkeuren van haar eigen beheer toch niet
kunnen medestemmen.
De Heer J.A.Maris zegt,het nog logischer te kunnen noemen,
wanneer zij zich van stemming onthouden over ding en, waar bij zij
persoonlijk belang hebben.
De Voorzitter zegt,dat van den Algemeenen Politiebond een
verzoek is ingekomen om de Gemeente-Politie een duurtebijslag
te geven. Spreker zegt,dat in deze tijdsomstandigheden weer,
evenals in de vorige mobilisatieverschillende zaken op het
tapijt komen.
Momenteel moet men zich bezighouden met 3 verschillende
punten en wel:
1. of voor de gepresteerde bijzondere diensten iets extra's
moet worden gegeven. Burgemeester en Wethouders hebben in-
tusschen bij Hoogerhand gevraagd of dit mag en of soms hier
voor van Hoogerhand ook in te goede wordt gekomen.
2. het verleenen van een duurtebijslag. Burgemeester en Wet
houders zijn van meaning hiermede eenigszins voorzichtig te
moeten zijn,omreden voor de Rijksambtenaren hiervoor ook nog
geen beslxssrng is genomen en of het dan wel aanbeveling