9. Voorzitterschap. Wanneer men de consequenties hiervan in oogenschouw neemt dan staan dus de zaken thans zoo,dat men feitelijk een romp heeft waar geen Voorzitter aan zit. De Raad kan echter ook in afWèh- ting van de goedkeuring door G-ed.Staten van het besluit tot wijziging van het Reglementeen tijdelijken Voorzitter aanwijzen. De heer J.A.Maris zegt,dat al de redeneeringen van den Voorzitter overbodig zouden zijn,wanneer de Voorzitter zich maar hield aan de goedgekeurde Reglementen,door om de maand te vergaderen. Het Regle ment, dat thans geldt is het eenige geldige reglement en wanneer men weet dat sinds 27 Juni 1939 geen vergadering meer van het Armbestuur is gehouden,dan vraagt spreker zich af,hoe de Voorzitter durft te "beweren, dat het reglement en de zaken betreffende het Armbestuur meer in het algemeen niet goed werken. Al de narigheid waarmede de Voorzitter thans de Raad tracht te overreden is alleen de schuld van den Voorzitteromreden deze zich niet houdt aan het door H.H. Gedeputeerde Staten goedgekeurde Reglement. De Voorzitter zegt niet bereid te zijn met een dergelijk regle ment te willen werken. De heeb J.A.Maris zegt,dat de Voorzitter dan moet bedanken,maar niet moet schermen met mededeelingen als zou hij niets met dit Arm bestuur kunnen doen. De Voorzitter zegt,dat de heer Maria de zaken moet zien zooals zij zijn. Deze zaak is al zoo dikwijls opgeschort maar er moet een maal een eind aan komen. De Raad heeft zich nu eenmaal uitgesproken en er blijft momenteel niets anders over dan een stuk van het Burgerlijk Armbestuur. De heer J.A.Maris zegt,dat het Burgerlijk Armbestuur nog heele- maal bestaat. Het ontbreekt er alleen nog maar aan,dat de Voorzit ter zich houdt aan het Reglement. De Voorzitter zegt,dat gedachten tolvrij zijn en het is de vraag maar wat de Raad wil. Momenteel moet er in 2 vacatures worden voor zien. De heer H.H.Harmsen zegt,dat er toch drie vacatures zijn. De Voorzitter ontkent dit en zegt,dat voorzien moet worden in de vacature van Voorzitter en in de vacature van den heer Joh.Boertjes omreden deze per 1 Januari J1periodiek is afgetreden. Volgens het laatste raadsbesluit zou ook de heer J.A.Maris af moeten treden, maar waar dit besluit nog niet is goedgekeurd,bezit dit nog geen rechtsgeldigheid en de heer Marls zal niet bereid zijn om zelf zijn ontslag te nemen. De heer H.H.Harmsen zegt het beter te vinden,dat de Voorzitter zoolang als tijdelijk Voorzitter fungeert tot dat het Raadsbesluit tot wijziging van het Reglement is goedgekeurd. De Voorzitter zegt dit dan zdolang te willen doen,ten minste als de Raad daarop prijs stelt,maar niet langer dan tot van Gedeputeerde Staten bericht is Ingekomen. De heer J.A.Marls zegt,dat de Voorzitter niets anders te doen heeft heeft dan overeenkomstig het goedgekeurde reglement de zaken te be handelen. De Voorzitter zegt,dat hij bedabkt als Voorzitteromreden hij niet langer de verantwoordelijkheid op zich wenscht te nemen,maar als noodmaatregel wel bereid is tijdelijk Voorzitter te blijven, De heer J.A.Maris vraagt wie een Voorzitter van het Burgerlijk Armbestuur benoemt,want volgens spreker kent het Reglement niet eens de functie van tijdelijk Voorzitter. De Voorzitter zegt,dat hiertegen niets geen bezwaren bestaan. De heer A.de Wit zegt het noodzakelijk te vinden,dat het Burger lijk Armbestuur haar werk blijft doen en vooral in dezen tijd is dit van groot belang. De bepaling,dat geen leden van het Gemeente bestuur in het Armbestuur zitting mogen hebben noemt spreker ook onzin,want het moeten geen onder onsjes worden. De heer

Raadsnotulen

Willemstad: 1927-1995 | 1940 | | pagina 38