3
Wethouders thans ook vragen om te besluiten deze kosten alsnog
voor rekening van de gemeente te nemen.,
'De heer J.A.Maria zegt zich af te vragen hoe de Voorzitter dit
een "gevaarlijk standpunt in nemen" durft te noemen,want de Kroon
en H.HGedeputeerde Staten hebben toch uitgemaaktdat Burgemeester
en Wethouders deze kosten moeten betalen. Het betreft hier toch
geen oplichterszaakje,want was dit het geval,dan zou met recht ge
zegd kunnen worden,dat degene,die het geld in handen heeft het
sterkst staat.
De heer A.P.van den Hil zegt in deze zaak volkomen achter het
College van Burgemeester en Wethouders te staaji,want zooals reeds
werd opgemerkt door den heer C.Maris,.was de circulaire van H.H
Gedeputeerde Staten van November 193b mosterd na de maaltijd.
Welke bedragen ook voor dit feest besteed zijn,doet biets ter
zake, spreker kan geen vrijmoedigheid vinden er aan mede te werken
Burgemeester en Wethouders voor deze kosten aansprakelijk te stel
len
De heer A.de Wit zegt,dat Burgemeester en Wethouders dan maar
niet boven het door den Raad beschikbaar gestelde crediet uitgaven
hadden moeten doen.
De heer J.A.Maris zegt,dat de Raad slechts een bedrag van f.150,-
beschikbaar had gesteld en als Burgemeester en Wethouders daarbo
ven willen gaan dan moeten zij die meerdere kosten ook maar zelf
betalen
De Voorzitter zegt,dat de Raad destijds de totale uitgaven van
dit feest,zonder eenige op- of aanmerkingen heeft goedgekeurd.
3elfs niet alleen door het vaststellen van het besluit tot wijzi
ging van de Begrooting over 193&,maar ook door voorlooplge vast
stelling der Rekening over dat Jaar,in welke Rekening alle feest
uitgaven waren opgenomen.
Spreker zegt,dat deze zaak voldoende besproken is en daarom ook
het voorstel van Burgemeester en Wethouders om deze uitgaven als
nog aan de Begrooting voor het dienstjaar 1939 of 19*1-0 toe te voe
gen in stemming zal brengen.
Dit voorstel wordt met 4- tegen 2 stemmen aangenomen.
Voor stemden de heeren A.P.van den Hil; H.H.HarmsenC.Maris,Czn
en C.Dane,Gzn
Tegen de heeren J.A.Maris en A.de Wit.
De heer J.A.Maris vraagt of Heeren Wethouders in dit geval wel
mee mochten stemmen?
De Voorzitter zegt,dat wij hierover niet verder blijven zeuren.
De heer J.A.Maris verzoekt den Voorzitter dan speciaal bij de
inzending van dit besluit aan H.H.Gedeputeerde Staten te willen
vermelden,dat een lid van den Raad deze vraag heeft gesteld.
De Voorzitter zegt,dat deze zaak best in orde zal komen.
V00RL00PIGE VASTSTELLING GEMEENTE REKENING 1937.
De Voorzitter zegt,dat in een van de vorige vergaderingen een
nota van H,H.Gedeputeerde Staten van Noordbrabant met opmerkingen
op de Begrooting voor het dienstjaar 1939 aan de orde is geweest,
waarvoor spreker den Raad heeft gevraagd om Burgemeester en Wet
houders te machtigen deze nota te laten beantwoorden. Geen enkel
lid van den Raad maakte hiertegen bemerkingen en waar in die nota
ook werd aangedrongen om alsnog de Gemeente-rekening over 1937
voorloopig vast te stellen,was spreker ook van meening,dat deze
machtiging tevens de voorlooplge vaststelling dezer rekening be-
crofSpreker vond toen hierin aanleiding om de heeren te bedan
ken voor de loyale wijze,waarop zij deze zaak hadden behandeld.
Heeren Wethouders waren toen van meening,dat dit een zaak van den
P.aad was en waar dit College a'l meerdere malen niet voor een voor-
looplge