27 Dec.1940.
VASTSTELLING WER
KELIJKE UITGAVEN
O.L.SCHOOL OVER
1939 EN BEZWA
REN G.S.TEGEN VOOR
LOOPIGE RAMING
GEMIDDELDE KOS
TEN PER LEERLING
DER O.L.SCHOOL
OVER 1941.
1036.
zoodat spreker,namens Burgemeester en Wethouders voorstelt om
aan E.D.van Breda en J.Konings geen "duurtetoeslag" van ƒ.150,-
te geven,maar een salarisverhooging van ƒ.150,-.
Zonder Hoofdelijke stemming wordt hiertoe besloten.
De waarnemend Voorzitter zegt te willen beginnen met de mede-
deeling, dat Heeren Gedeputeerde Staten de voorloopige raming
van de gemiddelde kosten per leerli&g der O.L.School voor
1941,welke waren geraamd op ƒ.15,- te hoog te vinden en Bur
gemeester en Wethouders in overweging hebben gegeven,tot het
Departement het verzoek te richten,om toepassing van artikel
55 quater der L.O.Wet of wel om de kosten van deze school
hiervoor buiten aanmerking te laten,alsmede met de desbetref
fende schoolbesturen overleg te plegen teneinde dit bedrag lager
vastgesteld te krijgen.
Toepassing van art.55 quater der L.O.Wet is gevraagdmaar nu
stellen Burgemeester en Wethouders voor om hen machtiging te ge
ven teneinde met de schoolbesturen nader overleg te kunnen plegen
De Heer J.A.Maris vraagt op welk bedrag Burgemeester en Wet
houders zich voorstellen deze kosten te bepalen.
De Voorzitter zegt,dat het College van Burgemeester en Wethou
ders van meening is,dat een bedrag van ƒ.12,- wel billijk is te
noemen.
De Heer J.A.Maris merkt op,dat gezien deze kosten in de omlig
gende gemeenten een bedrag van ƒ.12,-nog abnormaal hoog is. Er
zijn meer gemeenten waar deze kosten lager zijn.dan ƒ.8,-,dan dat
er gemeenten zijn waar dit hooger is dan ƒ.8,-.
De waarnemend Voorzitter zegt,dat Heeren Gedeputeerde Staten
'het bedrag van ƒ.15,- ook te hoog vinden en daarom voorstellen
met de schoolbesturen overleg te plegen.
De Heer J.A.Maris zou bij dit overleg het bedrag van de plaat-
sen uit de omgeving tot voorbeeld willen stellen.
De Heer C.Maris merkt op,dat de Heer J.A.Maris erg voor bezui
niging op de kosten van het onderwijs schijnt te zijn en spreker
zou daarom den Heer Maris in overweging willen geven Volksonder-
i wijs te verzoeken om met de uitgaven voor de O.L.School ook zui
nig te zijn,want dan zullen de gemiddelde kosten voor de Bijzonde
re scholen ook wel lager worden.
De Heer J.A.Maris zegt,dat Volksonderwijs niets met de kosten
der Openbare Lagere School heeft te maken. Het College van Bur
gemeester en V/ethouders vormt het Bestuur van de Openbare lagere
School,dus moet den Heer C.Maris deze heeren verzoeken zuiniger
te zijn.
Spreker zegt,dat waar zoo'n groot gebouw altijd veel moet kos
ten, zich af te vragen of de gemeente niet beter zou doen een
voordeeliger gelegenheid te zoeken in plaats van dit dure gebouw
voor dit doel te bestendigen.
De Voorzitter zegt,dat het nu niet gaat over opheffing der
O.L.School. Dit is nu niet aan de orde.
1037.
De Heer J.A.Maris zegt,dat de besturen der Bijzondere Scholen
maar trachten binnen te slepen wat ze kunnen.
De Heer C.Maris zegt,dat er geen enkele Bijzondere School met
een uitkeering van ƒ.7,- per leerling rond kan komen.
De Heer J.A.Maris zegt,dat het laagste bedrag der uitkeering
uit de omgeving,voor zoover spreker tenminste bekend is,ƒ.8,-
bedraagt
De Heer H.H.Harmsen zegt,dat het bedrag van ƒ.15,- per leer
ling ook te hoog is en daarom wordt in overweging gegeven met
de schoolbesturen contact te zoeken. Spreker zegt,dat echter
niet uit het oog moet worden verloren,dat de Besturen ook in
verlaging van dit bedrag moeten willen berusten. De Heer J.A.
Maris kan wel een lager bedrag willen geven,maar gezien de
vroeger hieromtrent genomen besluiten,welke door Gedeputeerde
Staten of de Kroon zijn vernietigd,blijkt toch wel,dat de Bestu
ren der Bijzondere Scholen ook een woordjefêogen spreken.
De gemeente is voor dit besluit wel degelijk afhankelijk van
de medewerking der betreffende schoolbesturen.
Spreker zegt zich af te vragen,hoe de Heer J.A.Maris zou
redeneeren wanneer de O.L.School eens afhankelijk was van de
kosten der Bijzondere Scholen.
Spreker is er niet voor,dat de O.L.School wordt opgeheven,
want zoolang er nog ouders van kinderen zijn,die op openbaar
onderwijs prijs stellen,moet deze school ook in stand worden ge
houden, maar tegen de bedragen zooals door den Heer J.A.Maris
genoemd zal spreker ageeren.
De Heer J.A.Maris zegt zich af te vragen hoe de Besturen der
scholen met een hen toegedacht lager bedrag dan rond
komen.
De Heer H.H.Harmsen zegt,dat er ook gemeenten zijn,die ƒ.13,-
en ƒ.15,- per leerling betalen,o.a.Hoeven.
De Heer J.A.Maris zegt,dat de plaatsen in Brabant niet met
Willemstad vergeleken kunnen worden.
De Voorzitter vraagt of het goed is,dat Burgemeester en Wet
houders met de Besturen omtrent deze zaak overleg plegen.
Zonder Hoofdelijke stemming wordt hiertoe besloten.
De Heer A.de Wit merkt op,dat opheffing der O.L.School niet
plaats kan hebben zoolang volgens de Nederlandsche Wet er nog
ouders zijn, die dit onderwijs voor hun kinderen verlangen.
De werkelijke uitgaven der O.L.School voor 1939 worden even
eens zonder hoofdelijke stemming vastgesteld op ƒ.408,05.
De Heer A.P.van den Hil zegt óp een oud onderwerp te willen
terugkomen en wel over de uitbetaling der inkwartieringsgelden.
De waarnemend Voorzitter zegt,dat hierover al zoo dikwijls
is geschreven,maar af en toe wordt er slechts eens een postje
uitbetaald.De gemeente kan hier verder ook niets meer aan doen
De Heer C.Maris zegt,dat belanghebbenden hierover beter zelf
naar het Departement van Sociale Zaken kunnen schrijven