1026. 20 Nov. 1940. i i*1 het werk gesteld om een opvolger te krijgen. Volgens de veldwachèersverordening moet de gemeente voor een dienstwoning zorgen en waar momenteel geen geschikte wo ning was te krijgen heeft spreker in overleg met de Griffie, behoudens goedkeuring van den Raad en Gedeputeerde Staten de woning van A.R.van der Mooren,welke woning zijn eigendom is,gehuurd tegen een bedrag van ƒ.6,- per week. De Heer C.Maris zegt dit bedrag erg hoog te vinden,te meer daar de gemeente zelf eigendommen lëfilï en spreker heeft hier bij het oog op het postkantoor tegen een laag bedrag moet ver huren. Spreker vraagtzich af,of de veldwachter niet beter het schoolhuis als ambtswoning had aangewezen kunnen worden. De waarnemend Voorzitter zegt,dat het schoolhuis practisch heelemaal noodig zal zijn voor den distributiedienst De Heer J.A.Maris zegt het hieromtrent geheel eens te zijn met de redeneeringen van den Heer C.Maris. Spreker zou niet direct een beslissing willen nemen. De waarnemend Voorzitter zegr,aat deze zaak van alle kanten is bekeken,maar ook de Griffie vond het noodzakelijk,dat Voor den Gemeente-veldwachter direct beslag op deze woning werd gelegd. Had de gemeente deze woning niet gehuurd,dan zou ile Rijksveldwacht dit direct hebben gedaan. De Heer J.A.Maris zegt het niet geheel eens te zijn met de redeneeringen van den Voorzitterwant spreker kan niet inzien, dat er geen andere gelegenheid was om de veldwachter aan een I woning te helpen. Spreker zegt het jammer te vinden,dat hij hiervoor op zijn eigen woning moet wijzen,maar die lijkt hem voor dit doel ook uiterst geschikt. De waarnemend Voorzitter zegt hierop ook het oog te hebben gehad,maar dit perceel was toen door de Duitsche Weermacht in gebruik genomen en waar niemand wist hoelang dit zou duren, kon sperker daarop niet wachten. De Heer A.P.van den Hil merkt op,dat de gemeente practisch verplicht was deze woning te huren. De waarnemend Voorzitter zegt,dat wij moesten. De Heer J.A.Maris zegt,dat de opvolger van Van der Mooren toch ook niet direct zal kunnen komen. De waarnemend Voorzitter zegt,dat de gemeente een woning moest hebben en alle woningen waren bezet. De Heer J.A.Maris vraagt of voor korten tijd de veldwachter dan niet tijdelijk in de onderwijzerswoning ondergebracht had kunnen worden. De waarnemend Voorzitter zegt,dat hij de heeren toch nog wel even op wil merken,dat de gemeente hierover niet alleen heeft te beslissen,maar ook de Commissaris sprelcjet een woord je mee. 20 Nov,1940. ONTSLAG L. LENOIR ALS GEM.ARCHITECT, BENEOEMING C.DE ROOLJ ALS GEM.ARCHITECT. INSTANDHOUDEN O.L.SCHOOL VOOR 1941. GEMIDDELDE KOS TEN PER LEERLING O.L.SCHOOL 1941. 1027. De Heer A.de Wit vraagt voor hoelang de gemeente deze wo- sning heeft gehuurd. De waarnemend Voorzitter zegt,voor een jaar. De Heer A.de Wit zegt,dat wij dan na verloop van een jaar i t och weer kunnen zien. Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten deze woning voor |/.312,-per jaar te huren en wel op de voorwaarden zooals in het ontwerp-contract vermeld. De waarnemend Voorzitter zegt,dat de gemeente niet langer L.Lenoir als gemeente-architect in gemeentedienst mag houden en Burgemeester en Wethouders stellen dan ook voor hem per 1 Januari a.s.een ongevraagd eervol ontslag te verleenen en wel wegens het bereiken van den pensioengerechtigden leeftijd. Met algemeene stemmen wordt dit ontslag op de meest eervolle wijze verleend. De waarnemend Voorzitter zegt den Heer Lenoir hartelijk dank voor al hetgeen hij in het belang der gemeente heeft gedaan en hoopt dat hij nog vele jaren in een goede gezondheid van zijn pensioen mag genieten. De waarnemend Voorzitter zegt dan thans de benoeming van een nieuwen architect aan de orde te stellen. De Heer J.A.Maris zegt het voorstel te doen deze kwestie eerst in een besloten zitting te willen behandelen,waartoe na eenige discussies wordt besloten. Na heropening der openbare vergadering wordt tot stemming overgegaan. Hierbij verw^ierf C.de Rooij 6 stemmen en B.Oosters 1 stem. De waarnemend Voorzitter zegt,dat dus den Heer C.de Rooij als gemeente-architect is benoemd. De Heer J.A.Maris vraagt of deze aanstelling op arbeids contract plaats heeft. De waarnemend Voorzitter zegt,dat de Rooij met het oog op de aan deze betrekking verbonden jaarwedde niet als ambte naar in den zin der Pensioenwet aangesteld kan worden,dus m.a.w.dat deze aanstelling op arbeidscontract moet plaats hebben. Zonder Hoofdelijke stemming wordt besloten aan Heeren Ge deputeerde Staten te verzoeken de Openbare Lagere School voor 1941 wederom in stand te houden. De waarnemend Voorzitter zegt,dat aan de hand van de Be grooting voor 1941 le gemiddelde kosten per leerling der O.L.School moeten worden vastgesteld. Deze zullen aan de hand van de Begrooting voor 1941 bedra gen ƒ.15,50. De Heer J.A.^aris zegt,dit bedrag voor 1941 bijzonder hoog te noemen en vraagt of deze berekening wel zuiver is De Heer H.H.Harmsen zegt,dat de onderhoudskosten der ge bouwen elkander niet veel zullen ontloopen.

Raadsnotulen

Willemstad: 1927-1995 | 1940 | | pagina 20