17 Februari,1939.
90^.
vi 17 Februari 1939-
ker,dat van den Minister een schrijven is ontvangenwaarin
staat,dat Burgemeester en Wethouders de Commissie overeen
komstig de gevoerde correspondentie in moet lichten en nu
weet spreker nog niets!
De heer J.A.Maris vraagt welke bezwaren er bestaan,om de
Commissie of den Raad de desbetreffende correspondentie voor
te leggen.Het is best mogelijk,zegt spreker dat wij dan een
andere kijk op de zaak krijgen.
De Voorzitter zegt,dat de Commissie van Burgemeester en
Wethouders toch een brief hebben gehad.
De heer J.A.Marls zegt,dat hij al reeds heeft gezegd,dat
hij dat schrijven niet kan begrijpen,wanneer hij kijkt op
welke wijze de Commissie destijds is benoemd.
De Voorzitter zegt,dat wij overeenkomstig de corresponden
tie den Raad in moest lichten^n dat hebben wij al meermalen
gedaan
De heer K.Verhagen zegt,dat wij nu nog niets weten.
De Voorzitter zegt,dat de correspondentie voor Burge
meester en Wethouders bestemd is en niet voor den Raad.
De heer A.de Wit vraagt waarom de Raad hiervan dan geen
kennis mag nemen.
De Voorzitter zegt,dat dit niet gaat.
De heer K.Verhagen zegt,dat destijds wel eenparig beslo
ten is de zaak uit te zoeken en wij krijgen de kans niet.
De Voorzitter zegt,dat dit iets anders is.Burgemeester en
Wethouders hebben graag mede willen werken,om eenlge heeren
naar den Haag te laten gaanipm de zaak daar uit te zoeken,
maar daar worden ze niet toegelaten.
De heer J.A.Maris vraagt waarom andere correspondentie wel
aan de heeren ter Inzage wordt gegeven en de stukken over de
ze zaak niet!
De Voorzitter zegt,dat toen zaken betrof,welke den Raad
ook aangingen
De heer J.A.Maris zegt,dat de Minister van meening is,
dat de gevoerde correspondentie zoo duidelijk is,dat een on-
derhoud niet.noodig is.
De Voorzitter zegt,dat de correspondentie niet duidelijk
is
De heer K/P.Groen zegt,dat deze kwestie toch ook een Ge
meentebelang is en waarom mag de Raad dat dan niet weten.
De heer J.A.Maris zegt,dat de zaak anders zou zijn,wan
neer ons de motieven van de subsldiederving werden medege
deeld. In een dergelijk geval zou er nog reden zijn om de
correspondentie niet ter inzage te geven.
De Voorzitter zegt,dat Burgemeester en Wethouders de mo
tieven niet uit de correspondentie kunnen lezen.
De heer J.A.Maris zegt het voorstel te doen,om den Minis
ter dit alles mede te deelen.
De heer A.de Wit zegt,dat daarin dan goed uit moet komen,
dat de Commissie is opgedragen deze zaak verder uit te zoe
ken,maar dat zij door onthouding der stukken niet verder kan
komen.
De Voorzitter zegt,dat Burgemeester en Wethouders in de
correspondentie geen enkel motief kunnen vinden om dit geld
in te houden.
De heer A.de Wit vraagt,wie de nadeelige gevolgen moet
d.ragen.Spreker zegt toch zeker het College van Burgemeester
en Wethouders.
De Voorzitter zegt,dat het College van Burgemeester en
Wethouders niet aansprakelijk kan worden gesteld,voor een
zaak,welke niet zuiver is gesteld.
Spreker zegt,dat de Raadscommissie zich tot den Minister f
moet wenden
De heer J.A.Maris zegt het voorstel te doen om de Raads
commissie een brief klaar te laten maken,welke door den Raad
moet worden verzonden.Spreker zegt,dit niet aan Burgemeester
en Wethouders over te willen latenomreden hij bang is,dat
de Voorzitter het misschien anders zal doen dan de bedoeling
van de Raadscommissie is.
De Voorzitter zegt,niet anders te kunnen adviseeren,dan dal
de Commissie zich tot den Minister wendt.
De heer J.A.Maris zegt,dat dit niet van de Commissie uit
Inwerking treden
Reglement van Or
de Raad.
Verkoop afbraak
Gemeentehuis
tekening 1937*
Werkloosheids-
aangelegenheden.
905.
moet gaan maar van den Raad.
Zonder hoofdelijke stemming wordt hiertoe besloten.
De Voorzitter zegt,dat de heeren van spreker volledige
machtiging krijgen.
De heer J.A.Maris vraafit,of de artikelen van het Reglement
van Orde voor de vergaderingen van den Raad,waartegen Gede
puteerde Staten geen bemerkingen hebben,al van kracht zijn.
De Voorzitter zegt,dat dit Reglement nog een onafgewerkte
zaak is.
De heer J.A.Maris dacht dat die artikelen waartegen geen
bezwaren zijn gemaaktpositief reeds van kracht zijn.
De Voorzitter zegtdat hij een andere meening is toege
daan, omdat de correspondentie hierover nog loopende is.
De heer J.A.Maris vraagt waar,de Voorzitter in de vorige
vergadering al gezegd heeft,dat het een dubieuse kwestie was,
de Voorzitter soms hierna nog nader geïnformeerd heeft.
De Voorzitter meent,dat dit niet noodlg was,maar zegt toe,
dat wanneer de heeren er prijs op stellen,hierover nader te
zullen in f o rmee ren ,t)hr .J.A.Maris zegt, dit graag te willen wetei
De heer J.A.Maris zegt gehoord te hebben,dat er materialen
afkomstig van de restauratie van het Gemeentehuls verkocht
zijn,zonder dat de Gemeente hier iets vanaf weet.Spreker
vraagt of hij hieromtrent misschien nader ingelicht kan wor
den
De Voorzitter zegtdit verzoek om inlichtingen in Burge
meester en Wethouders te zullen brengen.
De heer J.A.Maris vraagt of hij dus hiervan nu nog niets
mag weten?
De Voorzitter zegt,dat de heer Maris hierover in een vol
gende vergadering,eventueel,wel meer zal hooren.
De heer J.A.Maris vraagt of de Raad dan niet het besluit
kan nemen,dat hij omtrent deze zaak nader wordt Ingelicht.
De Voorzitter zegt,dat hij als Voorzitter dit beoordeelt.
De heer J.A.Maris vraagt of de Rekening 1937 al Is vast
gesteld.
De Voorzitter zegt,dat hiervan nog niets is gehoord,maar
vanzelfsprekend komt deze zaak wel in orde.
De heer A.de Wit vraagt hoe het komt,dat de werkloozen,die
om de andere week in de werkverschaffing werken in de zooge
naamde wandelweken geen steun krijgen.
De Voorzitter zegt,dat in de huishoudelijke vergadering
|van Dinsdag jl.reeds detoe£egglng is gedaan,dat deze zaak
nader bekeken zal worden.Het is onmogelijk om staande de ver
gadering daarop een juist antwoord te geven.
Ook de heer Verhagen noemt een paar gevallen,welke volgens
I spreker niet in orde zijn.
De Voorzitter zegt,c3eze zaak binnenkort nader te zullen
bekijken
De heer Verhagen vraagt nadere inlichtingen omtrent de af
trek op de|Steun,van menschen die voor de helft uien verbouwen.
De Voorzitter zegt,dat deze zaak naar het Departement is,
om nadere inlichtingen,omreden zij daar ons eerst een advies
hebben gegeven,dat niet overeenkomstig het door het Hoofdbe
stuur van de Organisatie ingenomen standpunt is.Zoodra de
Minister ons nadere mededeelingen heeft gedaan,wordt ook daar
van bericht gegeven.
Hierna sluiting.
De Secretaris,
De Voorzitter,