r I i I 11 I 4 4 5 22 September 1939. 964. met de Wet zijn. De Voorzitter zegt in de eerste plaats dat de Raad "tenmin ste acht maal per jaar" vergaderd. De Gemeentewet bepaalt dit reeds zegt spreker. Verder dat de- convocatiebiljetten zes dagen voor de vergadering moe ten worden verzonden. Bovendien vindt spreker de in artikel 4 2de lid bepaalden tijd van"een -ijr uur" wel wat lang. Spreker zegt zich hoofdzakelijk maar te bepalen tot die artikelen,welke in strijd met de Wet zijn. De neer J.A.Maris zegt niet beter te kunnen doen,dan de Raad te adviseerenfom Gedeputeerde Staten of nog andere waar dige lichamen te vragen,of het Reglement zooals wij dit hebben geredigeerd,werkelijk bepalingen bevat,welke in strijd met de Wet zijn. Wat de Voorzitter aanvoert met "tenminste"heeft volgens spreker alleen te beteekenen,datöwel meer ,maar niet minder vergaderingen mogen worden gehouden. De Heer C.Dane zegt,dat de Voorzitter toch in beroep kan gaan. De Voorzitter zegt dat niet te willen doen. spreker zal zich in voorkomende gevallen dan ook houden aan de Wet en niet aan die bepalingen van het Reglement welke in strijd zijn' met de Wet. De Heer A.r.van den nil zegt het aanvangsuur van 7 uur in artikel 1 ook niet correct te vinden. Spreker heeft met ver schillende partijen hierover voeling gehouden en deze hebben er ook geen bezwaren tegen, datwanne er het hun mogelijk is, des middags of al tans op een ander uur van den dag wordt ver-r- gaderd. De Voorzitter zegt,dat deze bepaling ook inderdaad onredelijk is en eenzijdig is vastgesteld. De leden hebben zich maar te schikken naar de meerderheid. Spreker zegt de toezegging te willen doen,dat zooveel mo gelijk met de werkzaamheden der leden rekening zal worden ge houden. De Heer o .A.Maris zegt bij ondervinding te hebben, dat aan toezeggingen van den Voorzitter in het algemeen weinig waarde kan worden gehecht. De Voorzitter zegt,dat dit maar eens bewezen moet worden met feiten. Het voorstel tot het schrappen van dit aanvangsuur der ver gaderingen wordt hierna met 5 tegen 1 stem aangenomen. Voor stemden de nearen A.P.van den Hil;H.n.narmsen;C.mris; C.Dane en K.Verhagen. Tegen stemde de Heer <J .A.maristerwijl de Heer A.de Wit blanco stemde. De heer A.P.van den nil vraagt nog eenfge nadere toelichtin gen omtrent de beteekenis van de artikelen 12 2e lid;25 en 39 van het Reglement en vraagt of er niet een artikel aan toege voegd kan worden, betreffende de beperking van den rondvraag. 22 September 1939 965. Spreker zegt dat meestal de rondvraag een afzonderlijke ver gadering wordt en hij meent,dat deze meer zakelijk moet worden gehouden. De Voorzitter zegt,dat in de rondvraag feitelijk meer een gelegenheid moet zijn,om in het algemeen vragen van informa- torischen aard te stellen. Er kunnen vragen gesteld worden, maar spreker zegt niet verplicht te zijn,daarop staande de ver gadering direct een antwoord te geven. De neer o .A.Maris vraagt of de Voorzitter het stellen van verschillende vragen in de Rondvraag tegen kan houden. De voorzitter zegt,dat alles gevraagd kan worden,maar het is aan spreker ,of de gestelde vragen beantwoord zullen wor den. De neer J.A.maris zegt,dat dit toch niet nieuws is,want al l&ng worden de leden inzake de gestelde vragen meestal met een niets zeggend antwoord afgescheept. De Heer A.de Wit zegt,dat het antwoord,dat hij heeft ont vangen op zijn verzoek om nadere inlichtingen omtrent net advies van den Inspecteur der Volkshuisvesting op het door drie ingezetenen overeenkomstig de Woningwet ingediende be zwaarschrift kant noch wal raakt. De wijze,waarop deze zaak schijnt behandeld te zijn is,aldus spreker,in strijd met de wet. De Voorzitter zegt,dat de Heer de Wit misschien op for- meele gronden gelijk kan hebben,maar - waar wij aan mogen nemen, dat wij in een net gezelschap zitten,- is er gehandeld over eenkomstig het advies van den Inspecteur. De Heer A.de Wit zegt,dat de adressanten nog niet met het advies van den Inspecteur in kennis zijn gesteld. De Voorzitter zegt,dat dit den Inspecteur nog gevraagd kan worden. Heel deze zaak is nog aanhangig en wat gebeurd is en nog moet gebeuren,geschiedt in overleg met den Inspec teur der Volkshuisvesting. De Heer A.de Wit zegt,dat de adressanten toch recht op dit advies hebben en wel overeenkomstig de Woningwet. Sprekeb leest hierop het desbetreffend artikel voor. De Voorzitter zegt,dat dit artikel verouderd is. Dit was destijds een dood artikel en oorspronkelijk was het de bedoeling dit artikel te doen vervallen,maar het is in de Wet blijven staan. Spreker zegt,dat ook dit met den Inspecteur is bespro ken. De Heer A.de Wit zegt toch de volgende vragen te willen stellen: 1e.willen Burgemeester en Wethouders mededeelen,waarom aan adressanten het advies van den Inspecteur niet U medegedeeld. •willen Burgemeester en Wethouders den Baad alsnog dit ad- vies mededeelen; 3.welke maatregelen reeds aan de hand van het beswaarschrift en het advies van den Inspecteur s«n getroffen.-en

Raadsnotulen

Willemstad: 1927-1995 | 1939 | | pagina 36