954. wordt ge schoven, maar de Heeren vergeten dat hij ook maar heeft te doen,wat het Bestuur hem opdraagt. Juist spreker heeft op openstelling van de wallen aangedrongen. Spreker vraagt of de Heer Harmsen niet aanvoelt,dat hij ie mand de schuld van iets geeft,waar desbetreffende persoon ab soluut onschuldig aan is? De Heer H.H.Harmsen ontkent dit. De Heer J.A.Maris zegt,dat de Heer Harmsen dan toch wel zeer ongevoelig is. Spreker vraagt of hij iets misdaan heeftwanneer het Bestuur der Stichting hem opdraagt,om niemand aan de wallen toe te la ten, dan op vertoon van een bewijs je. De Heer H.H.Harmsen zegt,dat de Heer J.A.Maria zijn kracht er maar inzoekt,om zich op de Stichting te beroepen. De Heer J.A.Maris vraagt,waar de Heer Harmsen den moed van daan haalt en zegt,dat hij zijn argumenten ook kan bewijzen met brieven,dus het is geen verzinsel van spreker zelf,zooals de Heer Harmsen voorgeeft. De Heer H.H.Harmsen zegt,dat de Heer Maris geregeld de poli tie verzocht toezicht te houden. De Heer J.A.Maris zegt zeer zeker,maar op verzoek van de Stichting en als ik een dergelijke lastgeving ontvang,dan moet ik daaraan gevolg geven. De Heer Harmsen zou toch: ook niet graag zien,dat zijn bediende de gegeven opdracht niet uitvoert. De Heer H.H.Harmsen zegt,dat dan de Stichting heeft gefraudeerd en om dit te zeggen is geen moed voor noodig. De Heer J.A.Maris zegt,dat de Heer Harmsen wel verwijten naar sprekers hoofd slingertmaar zonder daardoor eenig argument te hebben. De Heer H.H.Harmsen zegt,al zijn zoogenaamde verwijten te kun nen bewijzen. Spreker zegt,dat de Heer Maris altijd den Voorzit ter om inzage van brieven vraagt,maar nu zegt spreker de cor respondentie van den Heer Maris wel eens in te willen zien. De Heer C.Dane Gzn.zegt,dat zijn bedoeling is,dat het Col lege van Burgemeester en Wethouders de vergaderingen der Stich ting bijwoont. Deze zaken moeten volgens spreker niet door één persoon worden afgewerkt. De Heer J.A.Maris zegt,dat het College dit hoogstens aan de Stichting kan verzoeken. De Heer C.Dane Gzn.zegt,dat het zijn bedoeling is,dat Burge meester en Wethouders enbloc naar de vergaderingen gaan. De Heer J.A.Maris zegt,dat dit niet gaat. De Heer C.Dane vraagt,of dit punt dan niet aangehouden kan worden. De Voorzitter zegt dat, - wanneer Burgemeester en Wethouders geen zitting kunnen nemen -het wel zoo gemaakt zal worden,dat de zaken betreffende de vestingwerken van Willemstad door Bur gemeester en Wethouders met de Stichting zullen worden bespro ken. Spreker zegt thans; in stemming te brengen,het voorstel van 5 September 1939. 955, Burgemeester en Wethouders om de zaken met de Stichting "Men- no van Coehoorn" rechtstreeks in handen van Burgemeesterjen Wethouders aan.de orde te stellen,welk voorstel met 4 tegen 3 stemmen wordt aangenomen. Voor stemden de Heeren H.H.Harmsen;C.Dane Gzn. A.P.van den Hil en C.Maris. Tegen de Heeren J.A.Maris;K.Verhagen en A.de Wit. Vervolgens stelt de Voorzitter de hernieuwde vaststelling van het Reglement van Orde voor de vergaderingen van den Raad aan de orde. Spreker zegt,dat aan het Reglement verschillende bepaalde wettelijke bezwaren zitten en wel,omdat er bepalingen in voorkomen,welke anders geregeld zijn,dan de Gemeentewet aangeeft. Spreker zegt,dat artikel 1 van het Reglement bepaalt,dat elk jaar "ten minste acht vergaderingen worden gehouden. Bovendien acht spreker het niet juist,dat de Raad dit aantal vergaderingen zelf bepaaltomreden er zoodoende vergaderingen zouden moeten worden gehouden,waarin niets te behandelen kon zijn. De Heer C.Dane zegt,het beter te vinden,dat het nieuwe Re glement eerst eens bij de leden wordt thui,s gestuurd. De Heer J.A.Maris vraagt,of het nieuwe Reglement geldig is of niet. De Voorzitter zegt,dat waar,het Reglement nog bij de Heeren moet worden thuis bezorgd,het voor de hand ligt,dat dit voor- loopig buiten beschouwing kan gelaten. De Heer J.A.Maris zegt,dat dus de Voorzitter het Reglement nog niet als geldig beschouwt? De Voorzitter zegt,dat het geldig is,maar voorloopig,gezien het besprokene,huiten werking blijft. Elk lid zal een Regie- ment thuis gestuurd krijgen. EQHDYRAAG De Heer A.P.van den Hil vraagt hierop het woord en zegt on geveer hetvolgende: Mijnheer de Voorzitter en Mijne Heeren. ik wil graag even gebruik maken van de mij geboden gelegen heid en wil beginnen dank te brengen voor de vriendelijke wij ze, waarop de Voorzitter mij bij de intrede in den Raad van Wil lemstad welkom heeft geheeten. in het bijzonder zeg ik dank voor de gevoelvolle woorden gesproken ter nagedachtenis van wijlen mijn vader, die zooveel jaren het Raadslidmaatschap dezer Gemeen- te heeft bekleed. Toen ik gekozen werd tot lid van den Raad gingen mijn gedach ten onwillekeurig terug naar wijlen mijn vader en wist ik,dat mij geen gemakkelijke taak zou staan te wachten,omreden destijds wij len ,mBn vader het Raadslidmaatschap zoo zwaar en gewichtig op nam en natuurlijk van mij verwacht wordt dat ik eenigermate de voetsporen van wijlen mijn vader zal drukken. Toch hoop ik met mijn lesoheiden krachten de voetsporen van wijlen mijn vader te kunnen volgen. Hij nam altijd een dienende houding aan"gedaohtig aan het

Raadsnotulen

Willemstad: 1927-1995 | 1939 | | pagina 31