ÏÏ0dfS'£0h "V1,** de4en 6n 4e °ritiek "nestig 938. De Voorzitter zegt,dat dit allemaal praatjes zijn,als er te klagen valt,zegt spreker moeten ze maar een schriftelijke klacht indienen. De heer A.de Wit zegt,dat bedoelde persoon wel "bekend is. De Voorzitter zegt dat men niet met praatjes moet komen maar met feiten. De Heer J.A.Maris zegt,dat hij als lid van het Burgerlijk Arm bestuur van niets afweet. De Voorzitter zegt,dat dan zijn mededeelingen gelijk zijn aan de mededeelingen van den vorigen spreker. De Heer J.A.Maris zegt,dat hij als lid,evenals zijn medeleden practisch buiten alle zaken van het Burgerlijk Armbestuur wordt gehouden. De heer A.de Wit vraagt of al iets naders bekend is omtrent de Rekening 1937. De Voorzitter zegt,dat dit nog komt. De heer A.de Wit vraagt hoe het staat met de aanvulling van de Algemeene Politieverordening. De Voorzitter zegt,dat deze nog in bewerking is. De Heer A.de Wit vraagt of de nieuwe Verordening tot heffing van de Vermakelijkhedenbelasting al is goedgekeurd? De Voorzitter zegt,dat de nota van aanmerkingen nog in den Raad moet worden behandeld. De heer K.P.Groen zegt in de rekening van het Burgerlijk Arm bestuur verschillende namen van personen enz.te hebben aange troffen,welke volgens sprekers meening niet voor ondersteuning in aanmerking kunnen komen. Spreker vraagt of er wel voldoende contröle op de inkomsten van de ondersteunden wordt gehouden. De Voorzitter zegt de Heeren te willen opmerken,dat de Raad niets met de zaken van het Burgerlijk Armbestuur heeft te maken. De Heer R.r.u-roen vraagt waarom de commissie dan deze be scheiden na moest kijken. De Voorzitter zegt,dat de Commissie eventueel algemeene op merkingen kan maken,welke zoo hoodig aan het Burgerlijk Armbe stuur overgebracht kunnen worden. De neer J.A.Maris zegt,dat de Voorzitter den neer A.de Wit wel heeft medegedeeld,dat de kosten verbonden aan de beëediging van den Burgemeester door de Gemeente zijn betaald,maar waar de financieele toestand der Gemeente toch al niet zoo rooskleurig is,zou spreker voor willen stellen,om van alle jaren deze kos ten alsnog terug te vragen. De voorzitter zegt,dat hij,als Burgemeester deze kosten heeft moeten maken. De neer «j.A.Mahis zegt,dat deze kosten gemaakt moesten wor den om nurgémeester te blijven. De Voorzitter zegt,dat er geen sprake van is,dat deze kosten met terugwerkende kracht teruggevorderd kunnen worden. De neer d.A.Maris zegt,dat wanneer de Voorzitter den Raad zoo ter wille was,als dit nu juist het tegenovergestelde geconsta teerd kan worden,dan zou de Raad vermoedelijk hiervan wel niets 24 Augustus 1939. 939. hebben gezegd. De Voorzitter verzoekt den Heer J.A.Matis zich van stokken van onrust onder de Raadsleden te willen onthouden. De Heer J.A.Maris merkt op,dat hij dit niet doet,maar tóch in de eerste plaats van den Voorzitter mag verwachten,dat hij de beleefdheidsvormen in acht neemt. De Voorzitter zegt,den Heer J.A.Maris te willen opmerken, dat hij niet moet veronderstellen,dat hij een knieval voor hem doet. De Heer J.A.Maris vraagt vervolgens tot welke bedragen de Voorzitter telefoonkosten aan de Gemeente heeft gerestitu eerd. De Voorzitter zegt,dat dit niet meer bekend is. De Heer J.A.Maris vraagt of hij dit een volgende keer kan hooren. De Voorzitter zegt,dat dit niet meer is na te gaan. De Heer J.A.Maris zegt zich af te vragen,waarom de afwer king van de Politieverordening zoo lang moet worden aange houden. Spreker zegt van meening te zijn,dat Burgemeester en Wet houders deze zaak toch kunnen bespoedigen. De Voorzitter zegt,dat Burgemeester en Wethouders behoor lijk tijd van voorbereiding moeten hebben en wanneer het nood zakelijk is,de Verordening aan te vullen,dan zal het College wel met een voorstel komen. De Heer J.A.Maris zegt,dat de Voorzitter opmerkt,dat het verstrekken van inlichtingen over het Burgerlijk Armbestuur in den Raad niet te pas komt,maar spreker zegt dat dit voor de interne aangelegenheden misschien wel juist kan zijn,maar dat zijns inziens dit niet juist is met betrekking tot de door den Heer K.P.Groen gestelde vragen. De Voorzitter zegt,dat alles zijn grenzen heeft. De Heer J.A.Maris zegt,dat iemand bij hem geweest is om ondersteuning van het Burgerlijk Armbestuur,omdat de Voorzit ter van dit College niet thuis was. De Voorzitter zegt,dat een lid van den Raad zich daarmee niet heeft te bemoeien. De Heer K.P.Groen vraagt of hij dit als de laatste verga dering kan beschouwen,waarin het College in zijn oude samen stelling bij elkander komt. De Voorzitter zegt,dat ditonvoorziene omstandigheden voorbehouden,als juist kan worden beschouwd. De Heer K.P.Groen vraagt hierop het woord en zegt onge veer het volgende: Hoewel ik u nooit met lange redevoeringen lastig viel,wil ik daar nu toch wel eens van afwijken. Er is een tijd van komen en een tijd van gaan;ik ga u nu verlaten. Daar de pijlen,die op anderen waren gericht en mij evens het Raadslidmaatschap van Willemstad nu niét IZ TtlTVZ'TVSrtrekken "i»* zwaar.Niemand heeft an naj iets afbreuk gedaan,zoodat ik het gevoel heb,als ie-

Raadsnotulen

Willemstad: 1927-1995 | 1939 | | pagina 23