3 September 1937. KWESTIE STRAATVER- licHTING. 749. De heer J.A.Maris,Wzn zegt,dat op blaflzijde 733 de zinsnede: dat een doorloopende tijdelijke aanstelling op dem duur toch als een vaste aanstelling wordt beschouwd"niet juist is. Spreker zegt,dat deze moet luiden:"dat er kans bestaat of althans veel kans,dat een tijdelijke aanstelling op den duur enz" Voor kennisgeving worden aangenomen: "l.een proces-verbaal van kasopneming bij den Gemeente-Ontvan ger en Administrateur van den Vleeschkeuringsdienst,waaruit blijkt,dat de boeken regelmatig waren bijgehouden en het ver eis chte bedrag in Kas aanwezig was 2.een besluit van H.H.Ged.Staten,waarbij goedkeuring wordt verleend aan het besluit van den Raad tot wijziging der Begrooting van den Vleeschkeuringsdienst over 1936; 3.een besluit van H.H.Ged.Staten,waarbij goedkeuring wordt verleend aan een tweetal besluiten tot wijziging der Begroo ting der Gemeente over het dienstjaar 1936,alsmede een be richt houdende de mededeeling,dat ssa het besluit tot wij ziging der Gemeente-Begrooting over het dienstjaar 1936, waarvoor geen dekkingsmiddelen zijn aan te wijzen,momenteel niet goedgekeurd kan wordem. 4.een afschrift van het Besluit van H.H.Ged.Staten,waarbij machtiging wordt verleend tot het doen van uitgaven uit de posten der Begrooting 1937 tot drie vierde van de bedra gen, welke in 1936 voor dezelfde posten zijn geraamd; 5.een mededeeling van den Minister van Sociale Zaken,dat de ze Gemeente voor 1937 voor een bijdrage voor extra hulp aan werkloozen in aanmerking kan komen; 6.een circulaire van de Centrale Esperanto Propaganda Commis sie en 7.een verslag over den toestand van de ÏÏ.V.Waterleiding Mij "Noord-Westbrabant" te Oudenbosch over 1936 met balans en Verlies- en winstrekening per 31 December 1936. De Voorzitter zegt,dat H.H.Ged.Staten mededeelen,dat zij niet aan het verlangen van den Raad om inlichtingen met betrekking totdstraatverlichtingskwestie niet kunnen voldoen en in overweging geven om,nu de besrokken werken reeds ge- ruimen tijd geleden gereed zijn gekomen,deze zaak te laten rusten. De heer J.A.Maris vraagt wat den Voorzitter uit dit schrijven begrijpt?Spreker vraagt of het misschien niet wenschc lijk is,dat de verzonden brief nog eens wordt voorgelezen. De Voorzitter leest hierop het verzonden schrijven voor. De Heer K.p.Gr0en Zegt,dat dus het antwoord van H.H.Ged. Staten met andere woorden hierop neerkomt"Gooi er maar zand over" De heer J.A.Maris zegt toch te willen weten of de Voorzit ter het recht heeft tegen het besluit van den Raad in te 750. handelen en daarom voorstelt het volgende schrijven aan H.h. Ged.Staten te zenden: "Naar aanleiding van uw geëerd schrijven dd.21 Juli 1937,S.No. 522,ille Afdeeling aan den Raad,als antwoord op diens brief van den 6 Juli 1937,No.4288,hebben wij de eer Uw College mede te deelen,dat de Raad in de Raadsvergadering van den 3den September 1937,zich heeft uitgesproken en ook in een besluit vastgelegd om zijn bovengenoemd schrijven aan het College te wijzigen in de meer eenvoudige vraag of de Burgemeester het recht heeft door het College van Burgemeester en Wethouders en of door den Raad genomen besluiten geheel naar eigen goeddunken,in het onderhavige geval,ZEER TEGEN HET GENOMEN BESLUIT VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERSBENEVENS HUNNERZIJDS STERK PROTESTEEREN,IN,uit te voeren zonder een ontoelaatbare daad te doen". Spreker zegt,dat wanneer Hoogerhand uitmaakt,dat dit mag welnu dan is het gemakkelijk en dan zal spreker mede een van de eersten zijn om in de zaak te berusten. De Heer K.P.Groen zegt,dat deze zaak hem geducht begint te vervelen en wanneer Hoogerhand dergelijke handelwijze goedkeurt dan gaat het met den Raad en het College van Burgemeester en Wethoudersevenals met het electrisch licht m.a.w.dat-, wanneer men licht wil hebben het knopje maar omdraait en wil men geen licht het knopje nog maar eens omdraait. De Voorzitter zegt,dat de Raad gerust deze zaak kan laten rusten,want deze is al zoo dikwijls bij Hoogerhand aanhangig gemaakt en steeds gebeurd er niets,hetgeen ook niet anders kan,omreden de zaak zuiver is behandeld. De heer J.A.Maris zegt,dat het er alleen maar oveijloopt of U,als Voorzitter het recht heeft maar eigendunkelijk te handelen.Spreker zegt,dat Wethouder Dane het toch ook beaamd heeft,dat de zaak niet overeenkomstig het genomen besluit is uitgevoerd.Spreker meent,dat het toch wel eigenaardig is, dat de Voorzitter het alleen maar weet en de leden het alle maal verkeerd voor hebben. De heer A.de Wit zegt het geheel met de redeneeringen van den heer J.A.Maris eens te zijn en spreker zegt ook wel eens te willen weten of de Voorzitter het recht heeft om uitgaven boven de raming te doen. De Voorzitter zegt,dat geen gelden boven de raming zijn uit gegeven. De heer H.H.Barmsen zegt het voorstel van den heer J.A.Ma- ris een herhaling te vinden van het in de vorige vergadering besprokene .Afgedacht van de zaak als zaak zegt spreker, vindt' spreker het vervelend en zelfs belachelijk om weer bij H.H.Ged. Staten met deze zaak opnieuw te komen. De heer J.A.Maris zegt,dat de Heer Harmsen dan zijn laatste voorstel niet goed gehoord moet hebben,Spreker zegt,dat in den eerste brief gevraagd is,wat ons te doen stond en waar Ged.Staten daarop antwoorden:"laat de zaak maar rusten" stelt spreker thans voor het College te vragen;"wat mag de Voor zitter doen".Spreker vindt dit nog al een verschil. De Voorzitter zegt,dat alles al meermalen geschreven is en het zwaarte punt is n.l."de Voorzitter".

Raadsnotulen

Willemstad: 1927-1995 | 1937 | | pagina 23