24 Juni 1937. WILHELMINABOOM. 741. De Heer A.de Wit zegt,dat hier niets anders dan persoonlijke kwesties tusschen zitten,want spreker vraagt zich af,waarom er vroeger wel termen aanwezig waren om een tijdelijk ambtenaar aan te stellen en nu de werkzaamheden nog steeds zijn toegenomen,nie' De heer J.A.Maris zegt,dat het geen tijdelijke aanstelling behoe: te zijn,maar alleen een aanstelling op arbeidscontractdus zoo lang de sociale werkzaamheden van dien aard zijn,dat er een ambt? naar zijn werk meeheeft. De heer A.de Wit zou W.van Sprang aangesteld willen zien als ambtenaar. De Voorzitter zegt,dat dit niet gaat. De Heer A.de Wit zegt,dit dan toch wel eens te willen onderzoe ken,want de menschen,die zelfs niets doen kunnen wel zeggen,dat het niet noodig is,maar zelf hebben ze niets het minste idee van de administratie.Behalve dat zegt spreker,kennen ze ook nog niets eens de voorschriften. ■^e Voorzitter vraagt of de Raad dus W.van Sprang als ambte naar op arbeidscontract aan gesteld willen zien. Zonder hoofdelijke stemming wordt hiertoe besloten. De Voorzitter zegt,dat deze zaak,behoorende tot de taak van Burgemeester en Wethouders ook in dievergadering nader zal wor den beslist. dat De Heer J.A.Maris zegt,dat hij ondanks het feit/het rooien van den Wilhelminaboom reeds ter sprake is geweest ook daarover nog eenige woorden wenscht te zeggen. Spreker zegt dan hierna het volgende: Het is voor mij -een groote behoeftehier in vergadering bijeen, mijn gevoelens,tevens verwondering en afkeuring uit te spreken over een zoo in en in van weinig piëteitsgevoel getuigende daad jegens Hare Majesteit,onze geerbiedigde Koningin,door den,ter Hare Majesteits inhuldiging als Koningin van ons nog steeds dier ibaar Nederland,in 1898 geplanten lindeboom,om te hakken. Evenals Hare Majesteit,zoowel in gunstige als ongunstige tijden steeds aan ons volk op de meest duidelijke wijzen blijken gaf van Hare liefde voor haar land en volk,ja er v oor te leven,zoo ook j kon door den groei van dien boom gezegd worden,dat hij daar als jeen waardig teeken,een monument,ter herinnering aan dat veelzeg' gende feit stond. En waarom werd dien boom geveld? Den Raad is dit officieel onbekend,'althans een voorstel tot rooien is hem niet voorgelegd. ufficieus mag worden aangenomen,dat die boom een sta in den weg was om,waar men ook op de parade ging staan,het gerastaureer de Gemeentehuis in zijn geheel te kunnen bezichtigen. Men zou dus m.i.de vraag hebben moeten stellen,wat moeten wij als gemeente hooger stellen,de strekking van den boom als betee kenis,dan wel het voor een oogenblik op bovengenoemde wijze het bezichtigen van het Gemeentehuis. Door vreemdelingen,niets van de beteekenis van den boom wetend? 24 Juni 1937. j 742. jzou natuurlijk het vrije uitzicht gekozen worden doch door onze (burgerij zou dit nog wel eens anders beoordeeld hebben kunnen jworden.Ik zou zelfs durven aannemen dat voor haar dien boom jmeer waarde had en dit komt nog mij te meer aannemelijk voor, wanneer ik mij in herinnering breng hoe bij toespraken,ook nog jvan zeer jongen datum,door onzen Burgemeester bij verschillende gelegenheden,het Vorstelijkhuis betreffende,gehouden,onze burgerij ïop de meest spontane wijze,teekenen van eerbied en verknochtheid j itoonde. Ik wil daarom de vraag stellen of het niet in de allereerste jplaatshetgeen bovendien door de Gemeentewet wordt aangegeven, 'wenschelijk,ja plicht was geweest,de meeming van den Raad te vragen in den vorm van het laten nemen van een besluitopdat, jwaar het hier een punt betreft van een zoo groot piëteitsgevoel, niet alleen Raadsleden,doch ook iedere burger nog de gelegenheid had gekregen om een eventueel genomen besluit tot velling van den boom ter vernietiging te kunnen voordragen. Ik spreek daarom mijn bijzonder groote spijt uit,dat het College van Burgemeester en Wethouders in zijn geheel of bij meerderheid misschien ook alleen haren Voorzitter,aangezien dit meer is voorgekomen,den boom,die troor onze Gemeente een zooveel zeggendei beteekenis had,heeft doen vernietigen en daaraan toe te voegen, dat het piëteitsgevoel jegens haar Majesteit en ons Oranjehuis en ook de rechten die den Raad bij de Gemeentewet is gegeven wel zeer sterk genegeerd zijn met de treurige consequent ie, dat het gebeurde niet meer te herstellen is. De Voorzitter zegt,dat voor het rooien toch toestemming was verleend door het Rijk. De heer J.A.Maris zegt,dat de paarden achter de wagen zijn ge spannen.Het College had moeten beginnen om eerst de toestemming 'van den Raad te vragen en aan de hand van die uitspraak kon het College verder opgaan. De Voorzitter zegt,dat het College voldoende gronden had om den boom., te rooien. De heer K.P.Groen zegt,dat deze daad niet tegenover öe inge zetenen te verantwoorden is,want het rooien heeft veel opzien gebaard.Bovendien loopt men nog gevaar om bij een feestelijke ge legenheid ter gelegenheid van ons Vorstenhuis uitgelachèn te worden De heer J.A.Maris zegt verder het voorstel te doen om het Reglement van Orde voor de vergaderingen van den Raad zoo vlug mogelijk te wijzigen en wel in dien geest,dat het College iedere maand bij elkaar komt.Spreker zegt,dat het geen methode is om |van 11 Eebruari tot 24 Juni 1937 geen vergadering meer te hou den. De Raad blijft,aldus spreker van de meeste zaken onwetend. Volgens de stukkem,zegt spreker,zijn reeds verschillende zaken afgehandeld en de Raad weet nergens van. Reglement van Or de Raad en Burg: Armbestuur.

Raadsnotulen

Willemstad: 1927-1995 | 1937 | | pagina 19