TT
1
16 December 1936.
700.
De Heer A.DE WIT vraagt waarom niet verder aan de wallen
is gekerkt,want nu is het toch maar een half werk wat verricl
j is.
De VOORZITTER zegt,dat het werk niet verder is gegaan,omdal
het plan niet goed werd uitgevéoerd.Het deskundig toezicht
was onvoldoende.Het plan is practisch anders uitgevallen dan
men oorspronkelijk had verwacht.
De Heer J.A.MARIS zegt gaarne eenige inlichtingen te wilier
geven over de gang van zaken.
Spreker zegt daarbij terug te gaan tot het schrijven van Zijnf
j Excellentie,den Minister van Sociale Zaken dd.22 Maart 1935,
waarbij het plan,zooals het door de Ned.Heide Maatschappij was
j opgemaaktwerd goedgekeurd.
Bij brief van 18 Juli 1935 werden Burgemeester en Wethouders
zelfs uitgenoodigd om deel te nemen aan de gemeenschappelijke
koffietafel en werden Burgemeester en Wethouders of den Burg*
meester ook uitgenoodigd om mede te wereken tot samenstelling
van een beknopte gids voor Willemstad.
Spreker noemt nog meer punt en, waaruit blijkt, dat het G-emeeni
bestuur overal door de Stichting inwekend is en wordt.Spreker
meent hiermede reeds voldoende te hebben aangetoond,dat de
Stichting niets doet of de gemeente wordt gehoord of wat dan
ook!
Spreker zegt nogmaals te willen opmerken,dat alles geen
blaam is noch voor de Stiichting,noch voor spreker,die zoovee!
voor de Gemeente geheel belangeloos doet;temeer daar alles
bovendien ook nog verre van de waarheid is.Somde de Voorzittf
nog feiten op,die op waarheid zouden berusten dan was dat no^
iets anders,maar dit kan de Voorzitter niet,zegt spreker.
Op de laatst te Amsterdam gehouden vergadering der Stichtii
waicen ook de Voorzitter met Wethouder Harmsen en toen spre
ker na dien tijd Wethouder Harmsen vroeg hoe hij de vergadering
vond, deelde deze spreker mede, dat, wanne er hij alles vanffcevorei
had geweten,niet naar Amsterdam was gegaan.Spreker meent,dat
voorloopig verder commentaar wel overbodig zal zijn.
De VOORZITTER vraagt of den heer Maris nog meer toelichting
wenscht te geven,waarop de heer Maris antwoordt§voorloopig
niet"
De VOORZITTER merkt op,dat de toelichting dan maar erg ma
ger is+
het feit,dat
Spreker zegt,dat ondanks/het plan door den Minister was
goedgekeurd,Burgemeester en Wethouders toch de werkverschaffi
hebben stopgezet en wel omdat de uitvoering onder^Seskundige
leiding plaats had.Het College was zoodoende dan ook niet var
plan om het werk in 1936 op dezelfde voet te laten doorgaan.
De Heer K.VERHAGEN vraagt of heel deze zg,ak alléén Burge
meester en Wethouders aangaat en waarom het College dan niet
meer contact met de Stichting heeft gezocht.
De VOORZITTER zegt,dat het beter was de zaak op zijn beloop
te laten en het Rijksbureau voor Monumentenzorg in den arm te
nemen
16 Dec
701.
Het Rijksbureau heeft ook de zaak onderzocht en was het ge
heel met het ©ollege eens.Zoolang er dus geen wijziging in de es
gang van zaken kwam hebben Burgemeester en Wethouders ook geen
medewerking meer willen verleenen,zegt spreker.
De Heer A.DE WIT zegt het vreemd te vinden,dat de Ned.Heide c_
Maatschappij door Burgemeester en Wethouders niet bekwaam wordt
geacht om deze werken uit te voeren.
De VOORZITTER zegt,dat dit misschien wel vreemd kan klinken,
maar waar de vesting Willemstad een historisch natuurmonument
is en dus van belang kan worden genoemd,dat er niets aan ver
knoeid wordt,is een beroep op het Rijksbureau voor Monumenten
zorg gedaan en dat Bureau heeft ter plaatse een onderzoek in
'en'
laten stellen met het gevolg,dat het Bureaij geheel aan de zijde
van Burgemeester en Wethouders staat.
De Heer J.A.MARIS zegt,dat de Voorzitter door deze mededee-
lingen de zaak geheel scheef voorstelt.
De VOORZITTER zegt,dat de heer Maris dan de zaak maar eens
moet trachten recht te zetten,maar uitvoeriger dan daar straks.
De Heer J.A.MARIS zegt,dat de kwestie over het controleeren
der werkverschaffingsobjecten aan de wallen zoo zit,n.l.dat
de Stichting niets doet of het Rijksbureaij van Monumentenzorg t jj
wordt eerst advies gevraagdSpreker zegt zich goed te kunnen L 1
voorstellen,dat de controleur van het Rijksbureau aanmerkingen
op de werkzaamheden had,want men was pas bezig met het werk
en voordat alles goed en wel op gang was werd de werkverschaf
fing stop gezet.
Het Bureau zou anders gerapporteerd hebben,wanneer de Stich
ting maar in de gelegenheid was gesteld om de werkzaamheden te :e
kunnen voltooien.
Hierop leest spreker een brief voor van 20 Februari 1936.
Dit schrijven loopt over het feit,dat de Voorzitter zich voor
stelde, dat de Gemeente alléén de beschikking kon krijgen over.
Bastion III en dat zou in strijd zijn met de Statuten.De Stich- t
ting heeft,zooveel in haar vermogen was,de Gemeente ter wille
willen zijn door op bepaalde dagen het terrein ter beschikking
van de Gemeente te houden.
De VOORZITTER zegt,dat heel de beweging met de wallen van de t
Gemeente is uitgegaan en de Stichting er alleen maar ingescha
keld is.Het slot is,dat de Gemeente met de Stichting samen 3_ j
m zee is gegaan,dus alles in samenwerking met de Gemeente ook ïn j
moet worden gedaan.
De Heer J.A.MARIS merkt den Voorzitter op,dat de Stichting sn j
als Stichting geformeerd is en de Gemeente heeft het recht om
een vertegenwoordiger in het Bestuur der Stichting aan te wij
zen.Waar deze op het oogenblik niet is aangewezen,verzoekt
het Bestuur andermaal er ook nu nog een te benoemen.
De VOORZITTER zegt,dat de heer J.A.Maris heelemaal de positie
van den vertegenwoordiger der Gemeente in de Stichting niet be
grijpt.
De Heer J.A.MARIS zegt,dat de Voorzitter
it
van meening is,dat