Be iieer A.de Wit zegt, dat in de Gemeente koudrichem de visschers toch wel
in de werkverschaffing of in de steunregeling zijn opgenomen. Zelfs die personen,
zegt Spreker, die b.v. voor 1/3 met anderen samen visschen. Spreker vraagt toch
i hoe het mogelijk is, dat er onder kunnen zijn, die b.v. 1 van de 6 weken in de
j werkverschaffing geplaatst kunnen worden.
De Voorzitter zegt, dat dit in de verdiensten van de gezinsleden zit.
De Heer de ¥/it vraagt ook nog hoe Burgemeester en,Wethouders de menschen voor
f.4,30 per week kunnen laten werken aan het vervoer van bagger.
De Heer K.Verhagen meent, dat deze wijze van werken de menschen nog armer
maakt inplaats van hen daarvan af te brengen.
De Voorzitter zegt op te willen merken, dat de heeren niet moeten vergeten,
dat de Gementekas geen bodemlooze put is, waar geregeld maar uit gehaald kan
worden, en waar deze menschen van het Burgerlijk Armbestuur geholpen moesten
worden, hebben deze personen voor het geld, dat zij daarvan ontvingen, iets moe-
i ten presteeren. Het gewone uurloon is hen uitbetaald, maar inplaats dat zij na
een week werken het verdiende weekloon hebben ontvangen, is dit gedeeld door het
bedrag dat zij anders van het Burgerlijk Armbestuur zouden ontvangen. Dit is
gedaan, zegt spreker, omdat zij, wanneer ze in een week tijd b.v. f.12.- zouden
hebben verdiend, de daaropvolgende week weer om hulp bij het Bur^p rlijjk Armbe-
j stuur zouden komen aankloppen, dus met andere woorden hebben wij het verdiende
I loon zoolang bewaard.
Na breedvoerige discussies merken de Heeren de Wit en Verhagen op, dat deze
manier van werken zeer afkeurenswaardig is.
De Heer K.P.Groen merkt op, dat het een zeer moeilijke zaak is om voor de
visschers iets te dóen, vooral waar de Gemeente ook aan banden loopt, maar wan-
i neer Burgemeester en Wethouders aan de behoeften dezer menschen de bijzondere
I aandacht willen wijden, vindt spreker prachtig.
Voor kennisgeving worden aangenomen een 2-tal jaarverslagen over 1939» resp.
j van de Commissie van Toezicht op het Lager Onderwijs en de Commissie tot Wering
J van Schoolverzuim.
Verder merkt de Voorzitter op, dat wederom van Gedeputeerde Staten een schrij-
I van ia ingekomen over de aanstelling van den Gemeente-Geneesheer.
De Voorzitter zegt, dat de Raad van oordeel was, dat de Gemeente-Geneesheer
op arbeidscontract moest worden aangesteld. Van Hoogerhand is men van oordeel,
oiw
1 dat dit niet mogelijk was. Burgemeester en Wethouders zijn toen gelast het
1 ambtenarenreglement te wijzigen, en aangezien de Raad onlangs over deze zaak te
kennen heeft gegeven, dat waar Burgemeester en Wethouders reeds aangewezen waren
i voor gedeeltelijke regeling van deze aangelegenheid, zij ook maar het overige,
i door Hoogerhand verlangde, moesten verrichten, hebben Burgemeester en Wethouders
hem alsnog als ambtenaar aangesteld. Hoogerhand is het ook hiermede niet eens,
en daarom -
April 1936. 391
en daarom brengen Burgemeester en Wethouders dezen brief weer in den Raad.
De Heer J.A.Maris merkt op, dat, volgens hem over deze kwestie al lang genoeg
gesproken is, en het hem beter voorkomt, het destijds ingenomen standpunt, te
blijven handhaven, temeer nog daar er reeds zooveel andere Gemeenten tot het
benoemen van den Gemeente-Geneesheer op arbeids-contract zijn overgegaan.
De Heer A.de Wit vraagt welke voor_ of nadeelen aan een dergelijke benoeming
verbonden zijn.
De Voorzitter merkt op, dat aanstelling op arbeids-contract veel losser is
en de Pensioenwet hierop niet van toepassing is.
De Heer K.P.Groen vraagt waarom wel bij het Rij' '"stelling op arbeids-con
tract mogelijk is en niet bij de Gemeente.
De Voorzitter zegt, dat het Rijk daarin ook niet geheel vrij is, maar men
moet het zoo beschouwen, dat, als het ambt een tijdelijk karakter draagt, aan
stelling op arbeidscontract wel mogelijk is.
De Heer J.A.Maris merkt op, dat niet uit het oog mag worden verloren, dat de
betrekking hier als gemeente-geneesheer een bijzaak is, en daarom is het volgens
spreker een reden temeer om tot aanstelling op arbeidscontract over te gaan.
De Heer K.Verhagen vraagt of deze zaak zoo mogelijk nog niet een vergadering
kan worden uitgesteld.
De Voorzitter zegt, dat deze zaak niet zooveel om het lijf heeft, want het
gaat hier toch alleen maar om de rechtspositie van den Gameentejieneesheer.
De Heer A.de Wit vraagt of in dat contract ook verschillende verplichtingen
zijn opgenomen.
De Heer C.Dane zegt, aanstelling op arbeidscontract te blijven prefereeren.
De Heer J.A.Maris stelt voor om aan Heeren Gedeputeerde Staten te berichten,
dat de Raad de overtuiging is toegedaan, dat aanstelling van den Gemeente-Ge
neesheer op arbeidscontract wel goed is; temeer nog daar dit in diverse andere
Gemeenten, waar de positie van den geneesheer toch heel anders is dan in deze
Gemeente^ ook tot aanstelling op arbeidscontract overgaan. Bovendien merkt
Spreker op, dat belanghebbende er zelf reeds genoegen mede heeft genomen.
Zonder Hoofdelijke stemming wordt besloten, dit schrijven in dezen geest
te beantwoorden.
[Ontslag stads4 De Voorzitter zegt, dat de^Heer M.van Hal, met het oog op zijn pensioens-
jarbeider j
gerechtigden leeftijd ontslag heeft gevraagd als stadsarbeideren wel gerekend
te zijn ingegaan 1 Januari l^j6Spreker vraagt of dit verleend kan worden.
Zonder hoofdelijke stemming wordt M.van Hal dan ook op de meest eervolle
j wijze ontslag verleend als stadsarbeider, en wel onder dankbetuiging voor de
j als zoodanig aan de Gemeente bewezen diensten.
De Heer J.A.Maris vraagt of dezen ambtenaar, die zoo lang de Gemeente op de
meest degelijke wijze heeft gediend, niet-aJ* extra's moet worden gegeven, als
blijk van waardeering voor de door hem bewezen diensten.
Na