16 December 1936.
698.
16 December 1936.
699.
Benoeming Gem:
werkman.
J.Konings)
Voor atemden de heeren J.A.Maris;K.P.GroenjK.Verhagen en A.de
Wit.
Tegen de heeren H.H.Harmsen; terwijl C.Maris en C.^anejGznjZich
van stemming onthielden.
De Heer J.A.MARIS hoopt,dat Burgemeester en Wethouders aan den
wensch van den Raad gevolg za3^geven en vraagt of de Secretaris
nu niet bereid is om zijn verzoek om ontslag aan te houden.
De Secretaris zegt,dat hij zijn verzoek handhaaft.
De VOORZITTER zegt,dat er feitelijk nu toch geen benoeming
plaats kan hebben,want er iB nog geen voordracht.Spreker zou dan
deze aanvrage maar willen aanhouden tot de e.v.vergadering.
Zonder hoofdelijke stemming wordt hiertoe besloten.
De Heer J.A.MARIS zegt,dat wanneer Burgemeester en Wethouders
aan het verlangen van den Raad willen voldoen de Secretaris mis
schien wel bereid is,zijn ontslagaanvrage terug te nemen.
De Heer C.MARIS stelt voor de vervulling van de Voorzittersze
tel ook maar zoolang aan te houden.
De Heerv J.A.MARIS zegt zich hierover buiten stemming te houde
De Heer K.VERHAGEN zegt,dat de Burgemeester misschien ook voor
loopig wel daartoe bereid zal zijn.
De VOORZITTER zegt het voorstel van den Heer C.Maris in stem
ming te zullen brengen.
Na stemming wordt dit voorstel met 6 stemmen aangenomen.De Hee
J.A.Maris stemde blanco.De overige heèren stemden voor het voor
stel.
De VOORZITTER zegt,dan ook bereid te zijn het Voorzitterschap
van het Burgerlijk Armbestuur tot de eerstvolgende vergadering te
zullen blijven waarnemen.
Hierna stelt de VOORZITTER aan de orde de benoeming van een
Gemeente-weiman.Spreker zegt,dat Burgemeester en Wethouders geen
redenen hebben om den thans in tijdeljjken dienst der Gemeente wer
zaam zijnden werkman,niet vast aan te stellen,zoodat het College
j voorstel^, J.Konings in vasten dienst te benoemen.
De Heer J.A.MARIS vraagt welk salaris de Stadsarbeider heeft?
De VOORZITTER zegt f.800,- plus vrij wonen.
De Heer J.A.MARIS vraagt of dit bedrag niet te hoog is voor de
tegenwoordige tijdsomstandigheden?
Spreker meent,dat dit loon niet in overeenstemming is met die
van andere werklieden en volgens spreker mag er ook wel rekening
meegbhouden mag worden,dat het hier een vaste positie betreft.
Spreker zegt zich meermalen de vraag te hebben gesteld of de
verhouding thans wel de juiste is.
De Heer K.VERHAGEN zegt het jammer te vinden,dat over dit sa
laris wordt gesproken,want spreker meent,dat dit absoluut niet t<
hoog is.
De Heer A.DE WIT zegt het geheel met den vorigen spreker eens
zijn en vindt het verkeerd,dat van hooger hand de salarissen wor
den gedruktterwijl de levensstandaard de hoogte ingaat.
De VOORZITTER zegt,dat de omstandigheden hiervoor z.i.nog geen
aanleiding geven.
ffERKOBJECTEN
De Heer K.VERHAGEN meent,dat de woninghuur te hoog wordt
geschat. s
De VOORZITTER zegt,dat wij de discussies over het loon wel
kunnen staken.
Hierna wordt met algemeene stemmen tot Gemeentewerkman t-
benoemd JACOBUS KONINGS,geboren te Klundert op Oct.1907
en zijn pensioensgrondslag vast te stellen op f.920,- en wel
zijnde f.800,- jaarwedde en 15% van zijn jaarwedde voor woning+
huur.
De VOORZITTER zegt thans het laatste punt der agenda aan de
orde te stellen en wel:BESPREKING WERKOBJECTEN.
Spreker zegt,dat de laatste jaren verschillende werkverschaf aaj
fingsobjecten door particulieren zijn aangevraagd.De Gemeente
heeft geen onderscheid gemaakt of het een werkverschaffings
object der Gemeente of van particulieren betrof.Ontegenzegge
lijk maakt het voor de Gemeente zelf,aldus spreker,wel ver
schil. Waar hiermede gelden der gemeenschap gemoeid zijn,ligt
het ook in de lijn,dat in de eerste plaats de gemeenschap daar
van' profiteert
De Heer J.A.MARIS vraagt of de Voorzitter misschien niet
beter eerst het schrijven van de Stichting "Menno van Coehoorn"
voor kan lezen.
De VOORZITTER leest hierop het van de Stichting ontvangen
I schrijven voor en zegt,dat dit de zienswijze van een der partijen
is en daar staat tegenover de zienswijze van Burgemeester en
Wethouders.Het College heeft geen medewerking willen verlee-
nen wegens een bestaand geschil tusschen de Stichting en
Burgemeester en Wethouders over de uitvoering der werkzaamhe- e
den aan de wallen.
Het Rijksbureau van Monumentenzorg heeft een onderzoek ter
plaatse in laten stellen en uit het papport blijkt,dat het
Bureau het geheel met Burgemeester en Wethouders eens is.
De Heer K.VERHAGEN zegt,dat er destijds toch een Begrooting
van kosten was.alvorens aan de wallen werd gewerkt en spreker
meent,dat daarvan slechts een gedeelte is verwerkt.Er moest on~
geveer nog een bedrag van f.1300,- overgebleven zijn.Spreker
vraagt waar dat bedrag is gebleven?
•Ge VOORZITTER zegt,dat dit bedrag is verwerkt aan particu
liere werkobjecten.
De Heer A.DE WIT vraagt op welke voorwaarden die f.1300,-
destijds toegezegd zijn en of daarvoor geen plan is gemaakt.
De VOORZITTER zegt,dat in 1935 de werkverschaffing aan de
wallen is begonnen,maar waar toen op een zekeren tijd van het
jaar het aantal werkloozen zoodanig was geslonken,dat de in-
standhouding van die werkverschaffing te kostbaar werd,hebben
Burgemeester en Wethouders de werkverschaffing daar stop ge
zet en het overige geld dat hiervan nog over was is aan an
dere werkobjecten verwerkt.In 1936 is met dit werkobject
niet verder gegaan.