5 Nov:193k. 67?.
De Heer J.A.Marls zegt In de laatste vergadering gehoord te
hebben, dat de Landbouwschool te Zwingelspaan door ongeveer ^+0
leerlingen wordt bezocht.Spreker vraagt of ook bekend is,hoe hoogj
het schoolgeld daar wordt geheven?
De Heer C.Marls,Czn.zegt,gemiddeld f.10,- per leerling.
De Heer J.A.Maris vraagt of ook bekend is,welke jongelui de
school daar bezoeken. Spreker zegt deze vraag te stellen,omreden
hem werd medegedeeld,dat zoowel van de gegoede jongelui als van -
de Jongelui meer uit de arbeidersklasse een gelijk bedrag aan
schoolgeld wordt geheven.Werd van gegoede meer geheven,dan behoef]
de de verschillende gemeenten geen subsidie te worden gevraagd.
De Begrooting schijnt daar zoo te worden opgemaaktdat men het
idee krijgt of de school zich zelf niet zou kunnen bedruipen,ter
wijl zij dit practlsch wel kan.Spreker vindt het dan onzin om
deze school nog te subsideeren,omreden, op die wijze zoowel voor
de gegoede als voor de minder gegoede Jongelui een bijdrage wordt
gegeven.
De Heer J.A.Maris vraagt of al bekend is,wanneer de hulp ter
Secretaris gemist kan worden?
De Voorzitter zegt,dat de Secretaris in de vergadering van 12
October aan Burgemeester en Wethouders heeft medegedeeld,dat de
tijdelijke hulp ter Secretarie gemist kon worden.Het gevolg hier
van is zegt spreker,dat Jansen vanaf 1 November J.l.geen salaris
meer krijgt.
De Secretaris merkt den Voorzitter op,dat hij,waar Jansen al
leen tijdens de ziekte van F.D.van Breda te werk was gesteld,
van Breda weer geheel beter was,dus Jansen de werkzaamheden van
van Breda niet meer behoefde te verrichten.
De Heer G.Marls vraagt of het niet mogelijk is,dat het onder
houdswerk van de O.L.School zoowel van binnen als van buiten een
Jaar wordt uitgesteld?
De Voorzitter zegt,dat het geraamde onderhoud beslist noodza
kelijk is.
VOLGNUMMER i3i.De Heer C.Maris vraagt of deze raming aan de
hand van de uitkomsten over 1935 wel Juist is?
De Voorzitter
5 Nov:1935'
673.
De Voorzitter zegt,dat in 1935 minderwaardig stooksel geleverd
schijnt te zijn,dus meer aan verwarming werd uitgegeven.Getracht
zal worden in 1937 met het geraamde bedrag rond te komen.
De Voorzitter zegt,dat wanneer geen der leden het woord over de
Begrootingen verlangen,hij nog iets in het midden heeft te brengen,
Spreker zegt,dat zooals de heeren zich nog wel herinneren er
altijd nog een geschil bestaat over de wijze van aanstelling van
den Gemeente-geneesheer.
Van Hoogerhand is verzocht den Raad alsnog in overweging te ge
ven de Geneesheer als ambtenaar aan te stellen,omreden zulks an
ders van Hoogerhand plaats zal hebben.
Spreker zegt,dat de heer J.A.Maris met alle goede bedoelingen
destijds in het ontwerp arbeiders-contract artikel 37 der Armen
wet heeft opgenomen,maar wij moeten niet vergeten,dat het benoe*-
mlngsbesluit,volgens de Armenwet aan de goedkeuring van Gedepu
teerde Staten moet worden onderworpen.
De Heer J.A.Marls vraagt of hij uit de redeneeringen van den
Voorzitter dus positief op kan maken,dat deze wijze van benoemen
in strijd is met artikel 37 der Armenwet?
De Voorzitter merkt op,dat de heeren goed moeten begrijpen,dat
hij niet voor een benoeming als ambtenaar strijdt,maar alleen
maar mededeellng doet van hetgeen hem is medegedeeld.
De Heer J.A.Marls zegt zich dit niet te kunnen voorstellen,om
reden het destijds door hem opgemaakte arbeidscontract niet door
hem zelf gemaakt is maar door iemand,die niet anders doet en daar
wordt wel de goedkeuring aangegeven.Spreker is dan ook de vaste
overtuiging toegedaan,dat deze benoeming wel goed is.
De Voorzitter vraagt of de Raad dus bij zijn standpunt blijft?
De Heer J.A.Maris zegt,dat destijds dit besluit is genomen al
leen uit een oogpunt van de gemeentebelangen te dienen en waar
spreker aanstelling op arbeidscontract werkelijk in het belang
der Gemeente acht,zou spreker er voor zijn,om het genomen besluit
te handhaven. Kunnen Gedeputeerde Staten zich hiermede niet ver
eenigen, dan moeten deze Heeren de zaak maar veranderen,maar dan
heeft de Raad toch gedaan wat hij dacht dat in het belang der
gemeente goed was.
Spreker