3 Sept.1936. 630. De Voorzitter zegt, dat de overspanning op de Voorstraat een I proefverlichting was. De heer J.A.Marls zegt,dat wij eens even moeten aannemen,dat de P.N.E.M. een vrij mandaat voor deze zaak was gegeven,maar dan zou de P.N.E.M. toch maar niet op eigen beweging een andere verlichting aan laten brengen dan waartoe de Raad of Burgemeester en Wethouders het verlangen kenbaar hadden gemaakt. De P.N.E.M.zegt spreker, j heeft er geen enkeljvoordeel bij of de Gemeente Willemstad nu een straatverlichting met overspanningen heeft of met lichtmasten. De heer A.de Wit vraagt,wie dit bedrag nu moet betalen, en of de P.N.E.M. nu maar het recht heeft de kosten van deze verandering aan de verlichting op aan de Gemeente verschuldigde gelden in te houden De Voorzitter zegt,dat de Gemeente moet betalen. De heer C.Dane Gzn. vraagt of de Voorzitter zich nog herinnert, dat het College naar Dlnteloord is geweest om daar de straatver lichting in oogenschouw te nemen, en zoo Ja, of de Voorzitter zich dan nog kan herinneren,dat hij ook voor overspanningen was. De Voorzitter zegt,dit allee nog goed te kunnen herinneren,en dat hij voor overspanningen was,wanneer dit kon. De heer C.Dane vraagt waarom de P.N.E.M.dan de materialen voor overspanningen heeft aangevoerd. De Voorzitter zegt,dat de P.N.E.M. het maken van deze verlich ting geheel is overgelaten. De heer C.Dane zegt, dat de P.N.E.M niets ie overgelaten,en daar heeft U als Voorzitter alleen ook niets over te zeggen. De heer J.A.Marls zegt, voor te etellen,H.H.Gedeputeerde Staten en de Kroon heel deze geschiedenis maar namens den Raad eens mede te deelen De Voorzitter zegt,dat hiertoe gerust kan worden tesloten,maar bij Hoogerhand is dit reeds lang bekend. De heer K.P.Groen zegt,dat heel deze kwestie feitelijk bulten ons omgaat,en waar alt nog iets is van den ouden Raad,zegt spreker, er voor te zijn,dat deze zaak maar zoo spoedig mogelijk tot een jeinde wordt gebracht. De heer J.A.Maris zegt,voor te stellen,dat hierover een rapport wordt samengesteld en na goedkeuring door den Raad aan de Kroon wordt Sept.1936. 631. wordt opgezonden. De Voorzitter zegt,reeds opgemerkt te hebben,dat heel deze zaak reeds door verschillende Raadsleden bij de Kroon is kenbaar gemaakt jmaar daarop is niets gekomen. De Heer J.A.Maris zegt,dat dit wel waar kan zijn,maar dat was {toch geen rapport namens den Raad. De Heer C.Marls zegtdat,alvorens deze rekening door den Raad ivoorlooplg wordt Vastgesteld,de redenen,waarom deze posten open- staan,bij Hoogerhand worden kenbaar gemaaktopdat straks de Com- missie niet het verwijt kan worden gemaakt,dat zij deze zaak zoo {maar onopgemerkt heeft laten voorbij gaan. De Heer J.A.Maris zegt,dat dit ook zijn bedoeling is. De Voorzitter vraagt wat voor rapport de vorige spreker bedoelt. De Heer J.A.Maris zegt,dat de Voorzitter beweert,dat zijn rede- Ineeringen op waarheid berusten,en omgekeerd beweren de Wethouders jvan hun kant hetzelfde,zoodat hij er maar voor was,dit alles in een rapport samen te vatten. De Voorzitter vraagt,waar dit rapport dan kenbaar moet worden gemaakt De Heer J.A.Marls zegt,in de eerste plaats bij Gedeputeerde Staten, en vervolgens in afschrift aan de Kroon. De Heer C.Dane zegt,er voor te zijn,dat beiden een rapport wordt gezonden. De Voorzitter zegt,dat de heeren dan toch wel aan het verkeerd.e adres zijn. De Heer J.A.Maris vraagt of de Voorzitter dan de heeren niet het Juiste adres kan mededeelen. De Voorzitter zegt,dat de Rekening aan H.H.Gedeputeerde Staten ter vaststelling wordt gezondenwaarbij een uittreksel uit de notulen moet worden overgelegd. De Heer J.A.Maris zegt,dat dit ook goed is,maar het toch op prijs zou stellen,wanneer een afschrift van dat uittreksel ook aan de Kroon wordt gezonden. De Voorzitter vraagt of de heeren zich daarmede kunnen vereenlger Zonder hoofdelijke stemming wordt dan ook besloten een afschrift van het uittreksel uit de notulen betreffende de voorlooplge vast stelling van de Gemeente-Rekening aan de Kroon ter kennisname te zenden. Naar

Raadsnotulen

Willemstad: 1927-1995 | 1936 | | pagina 25