3 Sept.1936.
Jaarwedde
veldwachter.
622.
maar oogluikend toegelaten, maar practlech moest de tent voor en na
ieder concert respectievelijk worden opgebouwd en afgebroken.
De Heer J.A.Maris zegt, dat de Voorzitter wel voorgeeftdat het j
opbouwen en afbreken van de tent voor en na een concert in het con
tract kan staan, maar wanneer de Voorzitter zoo met contracten op
de hoogte was als spreker, dan zou de Voorzitter wel weten,dat er
dergelijke bepalingen in het contract worden opgenomen, om de baas
te blijven. Ja, dat ze alleen van zoo'n bepaling gebruik kan maken,
wanneer het soms verkeerd loopt. De Genie heeft het, volgens spreker
ook al zoo opgevat, want waar wij altijd een zeer actieven opzich
ter hebben gehad, zou die in zoo'n geval het ook wel bij zijn
chef hebben gerapporteerd.
De Voorzitter zegt, dat de Vereeniging nooit een vergunning voor
een vaste standplaats heeft gehad.
De Voorzitter zegt, het voorstel van den Heer J.A.Marls in
stemming te zullen brengen, welk voorstel met 4- tegen 3 stemmen
wordt aangenomen.
Voor stemden de heerenJA.Maris; K.P.G-roen; K.Verhagen en A.de
Wit.
Tegen de heeren C.MarlsH.H.Harmsen en C.Dane.
De Heer C.Dane vraagt of de Voorzitter dit besluit niet ter ver
nietiging voordraagt.
h
De Voorzitter zegt, dat de Raad zijn gang maar moet gaan.
Vervolgens zegt de Voorzitter, dat de Commissaris der Koningin
niet mede kan werken om de vergoeding voor huishuur van den veld
wachter tot f.4-.- per week te verhoogen.
De Heer A.de Wit merkt op, dat de veldwachter volgens zijn
instructie het recht van vrij wonen heeft, en waar de huurwaarde
hooger is dan f.156.- kan spreker zich niet voorstellen, dat er by
Hoogerhand hiertegen bezwaren bestaan.
De Heer K.Verhagen zegt, het ook eigenaardig te vinden,dat door
den Minister van Binnenlandsche Zaken de normen van de Jaarwedden
der veldwachters aangeeft, en de Commissaris der Koningin tot de
goedkeuring van een op dien voet vastgestelde regeling' lih mede
werken. Spreker vraagt of het niet beter zou zijn, dit ook door
de Kroon te laten beslissen.
De Voorzitter zegt, dat dit allemaal mogelijk is. De Raad is,
zegt
3 Sept.1936.
Buitenhaven-
boord.
623.
zegt spreker, geheel vrij in het uitbrengen van zijn stem, maar
wij kunnen niets bepaalds voorschrijven.
De Heer J.A.Marls merkt op, dat deze zaak wel in hoogste
instantie kan worden uitgevochten, maar meent, dat er in dit geval
toch te weinig zekerheid is om succes te hebben.
De Voorzitter zegt, bij stemming te zullen laten uitmaken of
het besluit tot verhooging van de vergoeding voor huishuur gehand
haafd moet worden of niet.
Na stemming wordt met 4- tegen 3 stemmen besloten het besluit
tot verhooging der vergoeding der huishuur van de veldwachter
in te trekken.
Voor stemden de heeren J.A.Maris; C.Dane; H.H.Harmsen en
C.Maris
Tegen de heeren A.De Wit; K.P.Groen en K.Verhagen.
De Voorzitter zegt, ook eenlge mededeellngen te willen doen
omtrent het buitenhavenboord, dat reeds eenige Jaren ontgraven is.
Spreker zegt, dat het havenboord volgens een destijds getroffen
regeling door verschillende lichamen moet worden onderhouden, maar
deze regeling geeft intusschen geen rechtskracht. Hoogstens zou
aan deze regeling eenlge billiJkheidsgronden ontleend kunnen
worden. De Rijkswaterstaat wilde het havenboord daar weer her
stellen, maar niet door middel van het opbouwen der kademuur,
doch door het maki-wi van een glooiing. Het gemeentebestuur heeft
rzlch hier al eenlgen tijd tegen verzet, maar men is wel bereid
de muur weer' te herstellen, mits de Gemeente bereid is de meerdere
kosten te betalen, tusschen die aan het maken van een glooiing
verbonden en die van een havenmuur.Van Rijkswege is ook in over
weging gegeven om de muur via het Werkfonds te laten herstellen.
|Het Gemeentebestuur wil dit wel aanvragen, en overweegt dit dan
ook nog.
Nu zijn er tijdens mijn afwezigheid, zegt spreker, een paar
1heeren van den Rijkswaterstaat geweest, en die wenschen voor 15
I September a.s. definitief uitsluitsel te hebben wat de Gemeente
zal doen, daar anders onverwijld dat gedeelte in een glooiing r
wordt veranderd. Het is nu de vraag, zegt spreker, wat de Raad
wenscht te doen.
De Heer