November 1935
580
De Heer J.A.Maris zegt,dat hem deze zaak nog geheel vreemd is, en waar het
hier geen onbelangrijke zaak geldt, stelt spreker voor, de beslissing nog
14 dagen aan te houden, teneinde in de gelegenheid te zijn, eerst n<ag eens
meerdere inlichtingen te kunnen inwinnen.
De Voorzitter zegt,dat het uitstellen der beslissing practisch ercj bezwaar-
I lijk is, omreden de koop al gesloten is en de betaling spoedig plaats moet
hebben.
De Heer J.A.Maris zegt,dat het ons dan nog moeilijker wordt gemaakt, en
wij dus feitelijk geforceerd worden hierover te beslissen.
De Voorzitter zegt,dat de aankoop van deze gronden door de Vereeniging voor
dit doel al 8 dagen bekend was
De Heer A.de Wit zegt, van zeer bekwame landbouwers gehoord te hebben,dat
I deze zaak zich best kan bedruipen, en daarom kan spreker niet inzien,dat deze
beslissing uitgesteld zou moeten worden.
De Heer K.Verhagen zegt, er ook tegen te zijn, de zaak weer op de lange
baan te schuiven.
De Voorzitter zegt,dat er een beslissing moet worden genomen, want het land
moet op korten termijn betaald zijn. Kan de Heer Maris er zich niet mede
vereenigen,zegt spreker,dan moet hij er tegen stemmen.
De Heer J.A.Maris zegt,dat dit toch geen argument is,om de beslissing te
verhaasten,want,zegt spreker, laten we eens even aannemen,dat de Raad op deze
aanvraag afwijzend zou beschikken,ook dan kan het land immers'r^p^tijd worden
i betaald. Volgens spreker bestaat er geen enkel bezwaar, de beslissing te
verdagen.
De Voorzitter geeft den Heer J.A.Maris in overweging tegen te stemmen.
De Heer C.Dane zegt, er nooit tegen geweest te zijn om de menschen land te
geven,maar de manier waarop thans is gehandeld vindt spreker zeer eigenaardig.
Spreker vraagt zich af, waarom van tevoren met Burgemeester en Wethouders
geen overleg gepleegd had kunnen worden. Het is, aldus spreker, niet meer dan
billijk,dat degene,die moet betalen er ook een woordje over meespreekt.
De Voorzitter zegt,dat overleg bij een publieke verkoop minder gewenscht is
De Heer C.Dane zegt,dat niet te kunnen inzien, en is van meening,dat,voor
het geval er de eerste jaren niet wat meer betaald wordt, het resultaat niet
J anders dan verlies kan zijn.
De Voorzitter zegt,dat de beslissing san den Raad op deze aanvraag een for
meels zaak is. Het is door de wet voorgeschreven,maar het heeft niets te
&eteekenen- De Heer J.A.Maris -
581.
De Heer J.A.Maris zegt,dat hij als persoon,die aangewezen is, om de belangen
der Gemeente te dienen,hierop,zonder meer, geen "ja" kan zeggen. De Gemeente
moet wel borg blijven zegt spreker, maar hij zou liever de zaak omdraaien
en de Gemeente het geld laten betalen, maar het Rijjt borg blijven.
Spreker stelt voor, om zijn voorstel om de beslissing aan te houden in
stemming te brengen.
De Voorzitter merkt op,dat hier niets tegen zou zijn, wanneer de zaak niet
als zaak voor ons lag, maar het land is bij een publieke verkoop aangekocht,
dus moet de aanvraag zoo spoedig mogelijk worden afgewerkt. Spreker meent,
dat deze zaak al zoo dikwijls ter sprake is geweest, dat nu alles wel bekend
kan zijn.
De Heer K.Verhagen meent,dat den Heer J.A.Maris de zaak wel. góed bekend is,
want als spreker het goed weet, is de Heer J.A.Maris er zelfs wel eens voor
naar den Bosch geweest.
De Heer J.A.Maris zegt,het hoog noodig te binden,deze beslissing nog even
I aan te houden, en merkt op,dat de redeneeringen van den Heer Verhagen niet
i op deze zaak betrekking kunnen hebben. De toestand was toen,aldus spreker,
heel anders.
De Voorzitter merkt op,dat wij met de omstandigheden rekening moeten houden.
Spreker vraagt of nog iemand het voorstel van den Heer J.A.Maris ondersteunt.
De Heer K.P.Groen zegt,dit voorstel te ondersteunen.
Na stemming blijkt, dat de heeren J.A.Maris en K.P.Groen alleen vo'dr gestemd
hebben, en de andere heeren tegen.
De Heer J.A.Maris zegt,dat als gevolg van den uitslag van deze stemming
de finale komt, en vraagt den Voorzitter of hij misschien de voorwaarden nog
eens kan hooren.
De Voorzitter leest hierop het ontwerp-besluit voor.
De Heer J.A.Maris zegt,van den Voorzitter gehoord te hebben,dat de Gemeente
het geld tegen 3aan de Vereeniging geeft,maar spreker vraagt zich af,of het
Rijk ook het geld voor 2>% gö©ft, en zoo niet, of de Raad dan altijd nog de
bevoegdheid heeft dit percentage te wijzigen.
De Heer H.H.Harmsen zegt,dat hij als Voorzitter der Vereeniging niet veel
behoeft te zeggen,maar alleen wil hij nog opmerken,dat het Bestuur gehandeld
heeft naar en volgens de wet. Het werk,aldus spreker,dat de Vereeniging heeft
gedaan,behoort feitelijk bij den GemeenteraacF,maar waar deze het niet deed,
is er