W
29 October 1935
In dit verband merkt de Heer J.A.Maris op,dat de gemeente altijd nogzorgt
voor de verlichting van de steiger. Spreker zou den Raad de vraag voor willen
leggen of hij ook zijn meening hieromtrent kan deelen,n.l.dat dit niet op
den weg der gemeente ligt,m&ur op dien van de R.T.M.
De Voorzitter zegt,.dat dan de steiger practisch niet bruibaar zal zijn.
De Heer J.A.Maris zegt,dat dit niet onze zaak is en daarom het voorstel
doet de verlichting niet meer voor Gemeenterek'en'ing te nemen.
De Heer C.Dane zegt,dat hierover een kwestie is ontstaan tusschen de R.T.M.
en d6n Waterstaat
Het gevolg hiervan is geweest,zegt spreker,dat niemand het deed en het
Gemeentebestuur het onverantwoordelijk vond om' daar geen verlichting te
hebben,zoodat met het oog op de veiligheid daar een lichtpunt is geplaatst.
De Voorzitter zegt,dat in theorie de Heer J.A.Maris wel gelijk kan hebben,
maar de practijk toont het anders.
De Heer K.F.Groen zegt het eens te zijn met de redeneeringen van den
Heer J .A.Maris,maar als het niet wordt verlicht en er gebeurt iets,dan is
de Gemeente toch niet verantwoord.
De Heer A.de Wit vraagt of de Gemeente dan van Hoogerhand is gedwongen
verlichting aan te brengen.
De Voorzitter zegt niet van Hoogerhand,maar v/aar er geen licht was,zag
het Gemeentebestuur zich genoodzaakt een verlichting aan te laten brengen.
De Heer C.Dane zegt er wel voor te zijn om een actie op touw te zetten,
dat de R.T.M. of de Waterstaat hiervoor behoort te zorgen.
De Heer J.A.Maris veronderstelt,dat de Gemeente misschien wel wat vlug
hiertoe is overgegaan.
^PT3 P't'. V) Q] Tl PT* Q
De Voorzitter vraagt of het dan goed is,dat BurgSmeesrerp-praoeeren om van
deze kosten af te komen.
De Heer J.A.Maris vraagt of hij er dan op kan rekenen,dat het ook gebeurt,
want meermalen wordt den Raad iets beloofd,terwijl er practisch geen gevolg
aan wordt gegeven.
VOLGHO.26De Heer JA.Maris zegt de post telefoonkosten voor onze kleine
Gemeente abnormaal hoog te vinden en spreker vraagt of er nu werkelijk zulk6
belangrijke zaken voorkomen,v/aarvoor zoo'n druk gebruik van de telefoon moet
v/orden gemaakt
De Voorzitter zegt,dat;:de telefoon ten dienste van de Gemeentezaken staat.
De Heer J.A.Maris zegt dit te begrij pen,maar vraagt of er nu toch werkelijk
zooveel
29 October 1935'
557
zooveel gebruik van moet worden gemaakt.
De Voorzitter zegt,dat tegenwoordig veel van de telefoon gebruik moet
worden gemaakt.
De Heer J.A.Maris zegt,dat er toch nog verschil tusschen gebruik en ge
bruik bestaat," én wanneer spreker de bedragen ziet komt bij hem de vraag naar
voren: wordt er geen'misbruik van gemaakt.
De Voorzitter zegt,dat de Heer J.A.Maris dan voor moet stellen dezen post
te schrappen.
De Heer J^A.Maris zegt,dat dit zijn bedoeling niet is,maar vraagt of hij
van de uitgaven op dit volgnogeen kennis kan nemen.
De Voorzitter zegt,dat bij da Rekening de bijlagen zitten en waar deze
ter inzage ligt,kan spreker daardoor zien van de uitgaven overtuigen.
De Heer J.A. Maris vraagt of hij dus ter secretarie van de stukken inzage
kan nemen.
De Voorzitter zegt,dat de Heer J.A. Maris gerust zijn gang kan gaan,maar
meent,dat hij daarmede toch niet veel zal bereiken.
Vervolgens wordt de Heer J.A.Maris nog nadere toelichting gegeven omtrent
de volgnummers 49'} 58 5 ^364; 75} 8l; 86} 98; 100} 101} 103} 110} 117 5
132 en 190.
De Heer G.Maris vraagt vervolgens toelichting' omtrent de volgende volg
nummers
VOLGNO.14. Spreker geeft het verlangen te kennen om de presentiegelden in
overeenstemming te' brengen met die in soortgelijke gemeenten.
De Voorzitter zegt,dat het gevoelen van Burgemeester en Wethouders ook
is om dit wederom op f.2.- terug te brengen.
De Heer J-.A. Maris zegt dit een moeilijk punt te vinden om daarover te
spreken, omreden men zelf belanghebbende is. Spreker is' persé tegen deze
verhooging,tenzij er motieven naar voren worden gebracht welke hem van ziens
wijze kunnen 'doen veranderen.
De Heer K.F.Groen zegt het eigenaardig te vinden,dat wij op alle zaken
willen gaan beknibbelen en nu het iets voor ons zelf betreft willen gaan
verhoogen
Spreker noemt het presentiegeld van f.1.- geen vergoeding en toen wij de
benoeming als lid van den Raad aannamen,was het ons bekend,dat wij dat voor
niets moesten doen,dus, waar wij dit wisten,zoo hadden wij,wanneer dit zoo'n
onoverkomenlij k