1 546.
3 Bept.1935-
De Voorzitter dankt de Commissieleden voor hun werkzaamheden.
Geen der leden het woord over dit onderwerp verlangende,worden genoemde re-
koningen voorloopig vastgesteld alsvolgt:
VLEESCHKEURING3BEDRIJF:
Gev/one dienst in ontvangst en uitgaaf op f. 3686,65
GEMEENTE
Gewone dienst in ontvangst op f.71091,49
in uitgaaf op ".68722,80
Batig slot op f. 2368,69
Kapitaaldienst in ontvangst op f.10925,11
in uitgaaf op ".11628,11
Nadeelig slot f. 703»-
Goedkeuring
De rekening van het Burgerlijk Armbestuur,dienst 1934,aanwijzende in
I Rekening B.A.
ontvangst f. 3936„65.
in uitgaaf 3949*5ï
sluitende met een nadeelig slot van f. 12,86,wordt
zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd.
IAanbieding
De Voorzitter biedt vervolgens de Begrootingen voor 1936 aan en zegt,dat
I Begrooting
w
1936.
deze aanbieding een formeels kestie is.
T.z.t.worden deze bij de heeren thuis gezonden om na te kijken en vervolgens
in een vergadering behandeld.
Intrekking be
In dit verband vraagt den Heer J.A.Maris of het besluit waarbij bepaald is,
sluit aangaan-
de schriftelijk
dat de Raadsleden van te voren d' gewenschte inlichtingen omtrent de Begrootxzijj
vragen indienen
posten schriftelijk kenbaar moeten maken,nog van kracht is,zoo ja,dan zegt
spreker de nieuwe leden gaarne in kennis te willen stellen,met het geval van
vorig jaar en daarom hen wil waarschuwen voor de wijze waarop vo^rig jaar de
Begrootingen zijn behandeld. Hij stelt dan ook voor om dit besluit in te trek
ken.
De Voorzitter zegt,dat het toch geen onbillijke eisch van Burgemeester en
Wethouders is,om van te voren te weten,welke inlichtingen de leden wenschen.
met
Zij kunnen dan een juist antwoord geven en wanneer zij de vragen van te voren
niet kenbaar worden gemaaktdan zou het geval zich voor kunnen doen,dat zij
het antwoord
547-
het antwoord schuldig moesten blijven.
De Heer J.A.Maris zegt,dat dit geen onbillijke eisch is,maar het geval kan
zich voordoen,dat uit het antwoord op een vraag,een andere vraag kan voort
vloeien en die vragen mag men niet stellen.
Bovendien wercjonsjvorig jaar omdat alle vragen niet te fonnuleeren zijn,heele-
maal het woord ontnomen.
Spreker blijft bij het voorstel om het hieromtrent genomen besluit in te
trekken.
De heeren A,de Wit en K.F.Groen zeggen dii voorstel te ondersteunen.
De Voorzitter zegt,dat de heeren nu niet al te voorbarig moeten zijn om een
beslissing te nemen. De Raad is immers volkomen vrij om te bepalen hoe hij
de Begrooting wenscht te behandelen.
De Heeren zullen het ongetwijfeld met 3preker eens zijn,dat er verschillende
onderwerpen zijn,waarvan het ondoenbaar is,om staande de vergadering de noo-
dige inlichtingen te kunnen geven. Bovendien komt er dit nog bij,dat wanneer
er geen dergelijke regels zijn gesteld,men over allerlei belangrijke of onbe
langrijke posten uren kan gaan praten en dat is toch niet de bedoeling.
Wanneer de Begrooting behandelt zou worden zooals de Heer J.A.Maris voorstelt
dan krijgen wij weer denzelfden toestand als voorheen.
ia
Laten wij afspreken,dat de toepassing van het besluit zoo soepel mogelijk
zal plaats hebben,n.l.door alleen maar als eisch te stellen,dat enkel maar
aangetipt behoeft te worden,welke inlichtingen men wenscht.
In weinig plaatsen zegt spreker zal toch de Begrooting zoo maar in het wild
weg worden behandeld.
Het is en blijft een billijke eisch,dat Burgemeester en Wethouders zich van
te voren behoorlijk kunnen prepareeren voor de vragen,die gesteld zullen worden.
Het is toch een kleinigheid om even op papier te zetten zegt spreker wat men
wenscht te vragen.
De Heer K.p.Gfroen merkt op,dat wanneer tijdens de vergadering nog een traag
in de gedachten opkomt,men geen gelegenheid meer krijgt,die te stellen.
Spreker zegt dat die maatregelen misschien goed zijn voor menschen die in
de zaak zitten,maar toch zeker niet voor de oningewijden en daarom wil hij de
volste vrijheid hebben om vragen te stellen.
De Voorzitter zegt,dat Burgemeester en Wethouders het besluit toch soepeler
zullen toepassen.
De grondgedachte