1 - 534. heden hulp misschien wel niet direct noodig zal zijn. De Heer B.Oosters vraagt wie dan verantwoordelijk is voor de goede gang van zaken op de secretarie. De Voorzitter zegt,Burgemeester en Wethouders. De Heer B.Oosters vraagt of Burgemeester en Wethouders dan van meening zijn,dat de Secretaris om administratieve hulp vraagt wanneer het niet noodig zou zijn. De Voorzitter zegt,dat de Heer B.Oosters kan zeggen wat hij wil. De Heer B.Oosters zegt het een eigenaardige gang van zaken te noemen. De Heer J.A.Maris vraagt of dan Burgemeester en Wethouders deze zaak niet den Raad had moeten voorbereiden. Nu wordt aldus spreker de Raad zelf voor deze eigenaardige zaak gesteld. Dit komt aldus spreker de geordendheid niet ten goede. De Heer J.L.Maris zegt,dat hij als Wethouder in de vergadering van Burge meester en Wethouders hierover niet veel heeft gezegd,maar spreker wil thans z'n meening hierover ook wel eens kenbaar maken. Spreker zegt er altijd tegen te zijn geweest om den tijdelijken hulp op een jaarwedde van f«5oo,- voor deze 6 maanden,aan te stellen. Hij had lie ver f.400,- voor een half jaar betaald. Waren de f.400,- op en bleken de werkzaamheden ter Secretarie niet zonder hulp te verrichten te zijn,dan was er altijd nog wat over om hem wat langer te houden. Spreker zegt er van overtuigd te zijn,dat de werkzaamheden ter Secretarie van zoodanigen omvang zijn,dat het voor den Secretaris onmogelijk is met van Breda alles op tijd klaar te maken. De werkzaamheden nemen toch met den dag toe en de Secretaris heeft meer te doen dan alleen schrijfwerk te verrichten. Bijna iederen dag komen er toch nieuwe voorschriften bij en die moeten toch ook bestudeerd worden. Spreker wil dan ook eindigen met voor te stellen de tijdelijke hulp te houden,maar zijn jaarwedde te verlagen. De Heer B.Oosters zegt uit de redeneeringen van den Heer J.L.Maris op te maken,dat die hulp ter secretarie wel noodig keurt,dus dat Burgemeester en Wethouders met geen voorstel komen om het crediet te verhoogen,beschouwt spreker als tegenwerking van het College tegen den Secretaris. De Voorzitter zegt,dat hier van geen tegenwerken gesproken kan worden, maar er 20 Augustus 1935 535* maar er doen zich toestanden voor waar van bij opheffing,het gemeentebelang ook geholpen kan zijn. De Heer B.Oosters zegt,dat het dan op den weg van Burgemeester en Wethou- j ders,zeer zeker van den Voorzitter,ligt om daarmede voor den dag te komen. Het zou aldus spreker misschien op het nemen van een beslissing in deze, nog van invloed kunnen zijn. De Heer C.A.van Gend zegt,dat de Voorzitter wel spreekt van gemeentebe lang, maar spreker vraagt zich af of het gemeentebelang er ook bij gebaat zou zijn,wanneer straks de boel vastloopt. Wie krijgt dan de schuld zegt spreker. De Secretaris en anders niemand. Burgemeester en Wethouders kun nen wel z.g.n.het verantv/oordelijk College -zijn,maar de Secretaris is toch de man. De Voorzitter ontkent dit en zegt dat Burgemeester en Wethouders voor alles aansprakelijk zijn. De Heer C.A.van Gend zegt het rechtvaardig te vinden,dat de Secretaris om hulp vraagt,want spreker zegt er wel eens versteld van te staan van de menschen die zich op de secretarie aanmelden. Spreker zegt,dat er behalve het bedienen van het publiek,toch nog wel meer werk te doen zal zijn. De Voorzitter zegt,dat dit bij een andere indeeling wel best mee zou vallen. De Heer C.A.van Gend vijidt dit wel gemakkelijk gezegd,maar spreker meent, dat ze op de secretarie de werkzaamheden toch wel zoo verdeeld zullen heb 1 ben, dat alles zoo vlug mogelijk gaat. De Heer J.L.Maris vraagt of de Voorzitter nu niet kan mededeelen hoe hij zich de indeeling van de secretarie voorstelt. De Voorzitter zegt,dat het hierover thans niet gaat. Het gaat thans zegt 2 spreker over het verleenen van een crediet. De Heer J.A.Maris zegt het toe tejuichen,dat bij den Voorzitter thans ook werkelijk het gevoel voor zuinigheid begint te komen. Afgescheiden hiervan vraagt spreker zich echter af,of de Voorzitter thans niet erg incorrect handelt. Bij de aanstelling van de tijdelijke hulp is er van de zijde van spreker nog al tegen geageerd en daarbij mocht hij geen enkele bijstand van den Voorzitter ontvangen. Waar de toestand na dien tijd ab- het soluut niet is gewijzigd,ja zelfs extra druk op de secretarie is,neemt U een

Raadsnotulen

Willemstad: 1927-1995 | 1935 | | pagina 18