De Heer B.Oosters vraagt ?of het de bedoeling is om de concessie af te koopen
De Voorzitter zegt,dat de B.B.A. mede wil werken om de trambaan te verleg
gen ,n.l.onder langs de Kade. De tram komt dan achter langs de molen. Er zou
dan een stuk wal vergraven moeten worden hetgeen in werkverschaffing zou kun
nen gebeuren.
De Heer J.A.Maris zegt,daarvoor niets te gevoelen. Spreker zou dan betere
tijden willen afwachten en de toestand te laten zooals hij is,want eerstdaags
ruimen ze de rails misschien wel uit eigen beweging op.
De Voorzitter zegt,dat hier voorloopig wel geen kijk op zal zijn,want de
B.B.A. wil de waterlaad- en losplaats houden.
De Heer J.A.Maris stelt voor om dan de rails maar te laten liggen.
De Heer B.Oosters zegt,dat het voor hem nu nog duidelijker wordt,dat de
rails altijd verkeerd is gelegd en dus nooit over de Parade had behoeven te
loopen.
De Voorzitter zegt,dat van gemeentewege hiertegen altijd geageerd is.
De Heer B.Oosters zegt,dat dit toch nooit op de juiste wijze is gedaan,
waht allee was al voor elkander,toen de Gemeente zijn bezwaren kenbaar maakte.
Spreker st^lt voor,om het besluit te nemen,alles te laten zoo als het is
en dan alleen den rijweg op de Kade,deeluitmakende van de traverse,met klin-
kerkelSn te laten bestraten,dus alle bijkomstigheden zoo als op het plan ver-
meld te laten rusten.
De Voorzitter vraagt of de heeren het dan goed vinden,dat alleen den rijweg-
op de Kede,vallende in de traverse,v/ordt vernieuwd en dat de tramrails wel
verlegd kan worden,mits het de Gemeente niets kost.
Zonder hoofdelijke stemming wordt hiertoe besloten.
Hierna stelt de Voorzitter aan de orde een crediet-aanvrage van den Secre
taris voor het langer in diensthouden van den tijdelijken ambtenaar.
Spreker zegt,dat dit een eenigszins eigenaardige zaak betreft. Zooals de
heeren zich nog wel kunnen herinneren zegt spreker,hebben Burgemeester én
Wethouders vorig jaar een crediet gevraagd van f»500,- voor aanstelling van
een tijdelijke hulp gedurende jr jaar.
21 Juli v/as deze tijd verstreken. De Secretaris heeft van te voren verzocht
met het oog op de werkzaamheden ter secretarie,om de aanstelling van dezen
ambtenaar te verlengen.
Burgemeester en Wethouders
Augustus 1935
533.
Burgemeester en Wethouders konden daartoe niet overgaan,omdat het destijds
beschikbaar gestelde crediet op was. Het College stemde er echter wel in toe,
dat de ambtenaar na dien tijd op de Secretarie aanwezig bleef,voor het geval
de Raad geen verhooging van het crediet zou toestaan,geen financieele ver
plichtingen op zich wilde nemen en stelde de Secretaris aansprakelijk voor
de hem na 22 Juli uitbetaalde wedde.
Het gevolg van een en ander is^dat thans de Secretaris met het verzoek
komt om verhooging van het crediet.
De Heer J.A.Maris vraagt of hij het thans dus goed begrijpt,n.l.dat Bur
gemeester en Yv'ethouders geen voorstel hieromtrent doen.
De Voorzitter zegt,dat dit niet in het College naar voren is gekomen.
De Heer J.A.Maris vraagt op wiens weg het ligt om iemand te bedanken of
wanneer het noodig is langer in dienst te houden.
De Voorzitter zegt het College van Burgemeester en Wethouders.
De Heer J.A.Maris zegt,dat het dan hem en ook ongetwijfeld de andere heeren
van den Raad verwond er<f, dat waar 22 Juli j.l.de tijd al verstreken is,nu de
Raad eerst pas mededeeling wordt gedaan en wel door bemiddeling van den Sec
retaris inplaats van Burgemeester en ¥/ethouders
Spreker zegt,dat het toch een eigenaardige zaak is,dat Burgemeester en Wet
houders als verantwoordelijk College,niet met een dergelijk voorstel komen,
maar dit van den Secretaris uit moet gaan,terwijl.dezen man zich bovendien
ook nog verantwoordelijk moet stellen voor de aan dezen ambtenaar uit te be
talen loonen.
Spreker vraagt of de Voorzitter dan niet het ridicule van deze zaak aan
voelt.
De Voorzitter merkt op,dat dit niets ongewoons is.
De Heer J.A.Maris vraagt waar de Voorzitter altijd over practisch spreekt,
hij dit dan ook practisch noemt.
De Voorzitter zegt,dat Burgemeester en Wethouders zich hieromtrent vrij
hebben gehouden.
De Heer J.A.Maris zegt,dat Burgemeester en Wethouders in deze dan nalatig
zijn geweest.
De Heer B.Oosters vraagt of heeren Burgemeester en Wethouders dan van mee
ning zijn,dat hulp ter secretarie niet noodig is.
De Voorzitter zegt,dat bij een andere indeeling van de secretariewerkzaam-
heden