m 524. I 2é Juni 1935. 26 Juni 1935 competentie van den Raad behoort. Da Heer J.A.Maris zegt van meening te zijn,dat de Raad toch van de uitvoe ring in groota trekken kenni3 moet en mag nemen. De Voorzitter zegt,dat het plan destijds in de vergadering met den Heer Vogi is behandeld. Willen de heeren van dit jaar uit te voeren plan kenni3 nemen, dan kunnen zij de teekening,die hier berust,ter inzage krijgen. RONDVRAAG. Da Heer J.A.Maris vraagt hoe het thans staat met het spuien in de haven. door De Voorzitter zegt,dat dit nog geregela^gaatwant wanneer van Gemeentewege de noodige voorzorgsmaatregelen niet meer worden getroffen,moet er een ander voor zorgen en dat gebeurt niet. De Heer J.A.Maris zegt,dat dit allemaal maar redeneeringen zijn,maar feite lijk heeft men niets geeiR^evensv;elk^eze redeneeringen kunnen staven. De Raad heeft het besluit genomen om niet meer van Gemeentewege te vlaggen enzen wanneer dit besluit niet wordt uitgevoerd is het College niet voldaan De Voorzitter merkt op,dat er een zeer duidelijk onderscheid gemaakt moet worden wat spreker naar voren brengt. De Raad heeft wel dat besluit genomen en wil dat uitgevoerd hebben,maar da heeren moeten niet vergeten,dat er dan een rommèligen toestand in de haven komt. Spreker heeft daarvoor te waken. De Heer J.A.Maris zegt,dat wanneer er gevaar zou kunnen worden veroorzaakt de Voorzitter als Hoofd van Politie dan toch het recht heeft het spuien te verbieden. Gebeur! dit,dan is de Raad ook tevreden zegt spreker. De Voorzitter vraagt of de heeren nog iet3 meer in het midden hebben te brengen. De Heer J.A.Maris zegt,dat het Raadsbesluit toch uitgevoerd moet worden enj wanneer de Voorzitter het niet doet,dan moeten de Wethouders het doen zegt spreker. De Heer C.Dane zegt,dat hij hard voor de uitvoering van het besluit is,maar de Voorzitter doet het niet. De Heer J.A.Maris zegt,dat Heeren Wethouders er dan gevolg aan moeten gever De Heer J.L.Maris zegt,dat den Heer C.Dane de Kapitein der Genie hierover al eens heeft opgabeid,maar Z8 trekken zich er niets van aan. De Voorzitter zegt,dat er eerst een ander gevonden moet worden,die voor Iwt vlaggen zetten enz.zorgt. DeHeer J.A.Maris 525- De Heer J.A.Maris merkt op,dat die niet gezocht behoeft te worden,want degenen,die het gevaar in het leven roept,moet er voor zorgen. De Heer B.Oosters zegt,dat de persoon die spuit,ook verplicht is de vlag te zetten. De Voorzitter zegt,dat dit er dan toch uitdrukkelijk bij bedongen moet zijn. De Heer B.Oosters zegt,dat de Voorzitter abuis heeft,want de aannemer is daartoe verplicht. De Heer C.Dane zegt,dat de Genie heel deze zaak toch aangaat en niet de gemeente. De Heer J»A.Mari3 zegt,dat de .gemeente hiertoe niet verplicht is maar wel de aannemer* Wordt door die persoon dan op een onoordeelkundige wijze ge spuid, dan ligt het toch op den weg van den Burgemeester het spuien te verbie den en de Genèe daarvan kennis te geven. De Voorzitter zegt,dat het beter was geweest,dat de gemeente hiermede nooit was begonnen. De Heer J.A.Maris vraagtjOf de toestand der verlichting nog zoo is gebleven. De Voorzitter zegt,dat de kosten nog niet betaald zijn. De Heer J.A.Maris zegt,dat het betalen een aparte zaak is,maar spreker bedoel»! meei^ of het geleverd werk al in orde is bevonden. Destijds is deze wijze van verlichting immers op een eigenaardige manier tot stand gekomen.De Raad is daarbij toen toch op stal gezet. De Voorzitter zegt,dat deze zaak toen door Burgemeester en Wethouders is uitgevoerd op een wijze,zooals ze dachten,dat het goed was. De Heer J.A.Maris vraagt of Burgemeester en Wethouders toen hebben goedge- I vonden om palen te zetten. De Voorzitter zegt,dat de P.N.S.M.dat heeft gedaan,omdat de overspanningen niet met het karakter van het—plaats £e- in overeenstemming waren. De Heer J.A.Maris vraagt^of de P.N.S.M.dan het recht heeft tegen den zin van het Gemeentebestuur palen te zetten. Spreker dacht,dat hij toen destijds had begrepen,dat de Burgemeester deze zaak tegen den zin van de Wethouders had bevorderd. De Voorzitter ontkent dit. De Heer C.Dane zegt,dat dit wel waar is- De Heer J.L.Maris merkt op,dat de Voorzitter heeft gezegd,dat de P.N.E.M. palen

Raadsnotulen

Willemstad: 1927-1995 | 1935 | | pagina 13