20 Dec.1934.
Urinoir Hof
straat
498.
niet langer gesteld. Spreker geeft in overweging hiermede voorzichtig te zijn,
want nu wordt toch al meer gedaan,dan waartoe ze op. de secretarie verplicht ziji
De Heer J.A.Maris zegt,dat de redeneering van den Voorzitter wel juist kan
zijn,naar toch moet men den schijn trachten te vermijden.
De Voorzitter zegt,dat met verlenging van de kantooruren soms juist het tegen-[
overgestelde kan worden bereikt.
De Heer J.A.Maris merkt op,dat wanneer werkelijk de verplichtingen worden na
gekomen,er eerder aanleiding kan zijn meer personeel aan te stellen dan in het
geval,dat er geen behoorlijken tijd wordt gewerkt. Hat wil spreker voorkomen,
dat de werktijden op da secretarie veel te kort zijn en stelt daarom voer deze
eerst te verlengen.
Do Heer C.Dane vraagt hoe den Heer J.A.Maris zich dan de kantooruren had
voorgesteld.
De Heer J.A.Maris. zegt daarover niet. gedacht te hebben.
De Heer C.Dane vindt het vreemd,dat een dergelijk voorstel wordt gedaan,ter
wijl de voorsteller zich geen rekenschap heeft gegeven,hoe hij zich de zaak dar
voorstelt.
De Voorzitter zegt het voorstel van den Heer J.A.Maris in stemming te zullen
brengen.
Ka stemming blijkt,dat dit voorstel met een tegen drie stemmen is verworpen.
Voor stemde den heer J.A.Maris.
Tegen de heeren B.Oosters; J.L.Maris en C.Maris,terwijl de heeren C.Dane Gzn;
C.A.van Gend en J.van Sliedregt zich vun stemming onthielden.
De Heer J.A.Maris zegt dit voorstel gedaan te hebben,om ook op de secretarie
dezer gemeente evenals in andere gemeenten het geval is,een behoorlijk aantal
uren te laten werken en zoolang dit niet behoorlijk is bepaald,kan spreker zijn
stem aan een voorstel tot verleenen van een crediet voor aanstelling van een
tijdelijke kracht niet geven.
Hierna wordt met 6 tegen 1 stem besloten een crediet van hoogstens f.500,-
beschikbaar te stellen tot aanstelling van een tijdelijk ambtenaar en wel voor
den tijd van zes maanden.
Tegen stemde den Heer J.A.Maris.
1 - -- -■ - - -N -
De Heer B.Oosters zegt,dat hij de urinoir aan de Hofstraat graag zou zien ver
dwijnen omreden deze de zaak ontsiert en daar niet meer in het kader van den
tegenwoordigen tóestand past.
—De Voorzitter
20 Dec.1934'
Straatverlich
ting.
499.
De Voorzitter zegt,dat den Heer B.Oosters het werk van zijn vader dus af-
keurt.
De Heer B.Oosters zegt,dat dit vroeger misschien wel goed was,maar waar de
toestand is veranderd kan hij niet inzien,waarom hij voor behoud van een derge-
lijkc gelegenheid zou zijn.
De Voorzitter zegt,dat dit ook Burgemeester en Wethouders niet is ontgaan en
hierover reeds met den Heer Vogel hebben gesproken,die er feitelijk ook direct
geen goede oplossing op weet.
De Heer J.A.Maris zegt zich af te vragen waarom een dergelijke gelegenheid
daar niet gemist zou kunnen worden- Volgens spreker is het toch geen bezwaar
om het op te ruimen,omdat er op de Kade reeds een dergelijke gelegenheid is en
in groote steden treft men ze toch ook niet zoo druk aan.
De Heer C.Maris stelt voor deze zaak aan Burgemeester en Wethouders over te
laten
De Voorzitter zegt,dat deze zaak nog wel eens nader bekeken zal worden.
De Héér B.Oosters zegt,dat het in de lijn ligt om deze gelegenheid op te
ruimen.
Het een is een gevolg van het ander.
De Heer J.van Sliedregt vraagt waar thans de voertuigen afgeschuurd kunnen
worden,omdat de waschgelegenheid daar ook is verdwenen.
De Voorzitter zegt,dat dit thans bij de Groenstraat plaats kan hebben.
De Heer J.van Sliedregt vraagt of de verlichting op de Voorstraat een proef-
verlichting is en zoo ja,hoe of deze bevalt.
De Voorzitter zegt,dat de proef niet naar genoegen is en er daarom geen over
spanningen zullen komen,maar palen.
De Heer C.Dane zegt,dat toch besloten is om overspanningen te maken.
De Voorzitter zegt,dat de P.N.E.M.het toch zoo niet uitvoert.
De Heer C.Dane vraagt of de gemeente dan de verandering van de straatverlich
ting niet moet betalen.
De Heer J.A.Maris stelt voor de P.N.E.M. direct bericht te zenden,dat deze
zaak geen verdere voortgang mag hebben. Spreker hoort dat de Wethouders er ook
I niets vanaf weten. Wij als Raad mogen er toch ook zeker wel een woordje in mee
spreken. Er wordt aldus spreker wel gezegd,dat de P.N.E.M. het zoo niet uitvoert
maar dit heeft er niets mee te maken. Zij hebben het uit te voeren zooals wij
het wenschen.
De Voorzitter zegt,dat dit de Heer J.A.Maris wel kan zeggen.
De Heer JWUMaris