28 Aug.1934 Restauratie Gem 'thuis 464. de noodige veiligheidsmaatregelen in acht worden genomen. De Heer J.L.Maris zegt,dat zooals het nu gebeurd,ook nooit geweest is. De Voorzitter zegt van wel. De Heer J.A.Maris zegt er ook van overtuigd te zijn,dat degene die spuid, ook voor de vlag enz. moet zorgen. De Voorzitter zegt,dat de laatste jaren er maar onderhands verandering in gebracht is,maar de Raad heeft hierin absoluut geen andere regeling in getrof fen. De Heer J«A«Maris zegt voor te stellen,dat dit absoluut niet meer van gemeen tewege mag worden gedaan en dat de gemeente,belast met de politie op de haven ook heeft toe te zien,dat de veiligheidsmaatregelen stipt in acht worden geno men. De Voorzitter brengt dit voorstel in stemming en met algemeene stemmen wordt besloten van Gemeentewege niet meer voor het plaatsen van de vlag en het klep pen met de bel voor het spuien te laten zorgen. De Heer B.Oosters zegt gezien te hebben,dat wederom met de restauratie van het gemeentehuis is begonnen,maar dat dit niet is aanbesteed. Spreker keurt dit ten sterkste af,want nu verkeeren de werklieden die er thans aan werken in een meer bevoorrechte positie dan de andere ambachtslieden» Spreker eischt en deze eisch is z.i.zeer billijk,dat het werk nog wordt uit besteed De Voorzitter zegt,da.t den Heer Oosters volkomen gelijk zou hebben,wanneer de gemeente bij de restauratie geheel vrij was,maar van Monumentenzorg worden de noodige voorschriften gegeven. Ook hebben zij het wenschelijk geacht,dat het werk door dezelfde werklieden wordt voortgezet. De Heer B.Oosters zegt,dat de Voorzitter goed begrijpt,dat dit van Monumen tenzorg een zeer onbillijke eisch is en stelt voor het alsnog aan te besteden. De Heer J.A«-Maris zegt graag-die voorschriften van Monumentenzorg te willen zien om te weten,hoe die toch luiden en hoe die moeten worden nagekomen. Spreker vindt het -jammer,dat de Raad nooit met deze voorwaarden in kennis is gesteld,want dan konden deze voordat ze werden geaccepteerd eens goed overwogen worden. De Heer C.Dane zegt,dat Burgemeester en Wethouders hieromtrent niet homogeen zijn. Spreker is niet tegen restauratie en heeft ook niets tegen de ^wart,maar het werk had den aannemer van het onderhoudswerk moeten worden opgedragen of wel 28 Ai m 465» wel uitbesteed. Het is maar een wensch van Monumentenzorg om het zoo te doen. De Heer J.A.Maris betreurt het dat de Raad buiten deze dingen wordt gehouden. De Voorzitter zegt,dat het in de BSgrooting stond. De Heer J.A.Maris zegt,dat het niet in de Memorie van Toelichting stond. De Voorzitter merkt op,dat het hier een gewone uitvoering der Begrooting betreft. De Heer J.A.Maris spreekt dit tegen. De Voorzitter leest hierop het schrijven van Monumentenzorg voor,waaruit blijkt,dat genoemd bureau de wensch uitspreekt om het werk door dezelfde aan nemers te laten verrichten. De Heer C.Dane merkt op,dat hieruit duidelijk blijkt,dat het een wensch is. Het Bureau is wel zoo wijs,dat ze het niet verplichtend voorschrijven. De Heer B.Oosters vraagt of die wensch door het Bureau op eigen initatief e\ wordt geuit. Het Bureau kan de menschen toch niet. De Voorzitter zegt,dat er niet3 achter moet worden gezocht. Het is een zuiver voldoen aan de voorschriften van het Bureau. De Heer B.Oosters zegt,dat er wel wat tusschen zit. De Heer J.A.Maris merkt op,dat een paar vergaderingen terug een buitenpost rekening van den Steenhouwer was ingekomen. Die rekening is naar Monumentenzorg gezonden en naar aanleiding van het antwoord daarop,heeft spreker den Voorzit ter uitdrukkelijk afgevraagd of deze zaak de gemeente nu niets extra's zou kosten. De Voorzitter heeft toen geantwoord,dat de zaak in orde was. Later heeft spreker Dr.Kalff gesproken en hem bedankt voor dit doóhéurtje, Dr.Kalff keek vreemd op en toen spreker hem de zaak nader toe had gelicht, deelde Dr.Kalff hem mede,dat het Bureau niets betaalde van de extra rekeningen. De Voorzitter zegt,dat hij ook niet heeft gezegd,dat Monumentenzorg deze zaak betaald had,maar alleen,dat de zaak in orde was. De Heer J.A.Maris vraagt,of de rekening nu betaald is of niet De Voorzitter zegt dat niet te weten. De Héér J.A.Maris zegt,dat de Voorzitter en nu niet om heen moet draaien. De Voorzitter zegt,dat,als de Heer Maris over draaien gaat spreken,hij geen antwoord meer geeft. Spreker zegt dat hij ook niets met de betaling heeft te maken. De Heer B.Oosters merkt op,dat die rekening nu betaald wordt» De Heer J.A.Maris merkt op,dat de Gemeentewet imperatief voorschrijft,dat tot dergelijke onderhandsche opdrachten den Raad moet besluiten en waar wij als Raad

Raadsnotulen

Willemstad: 1927-1995 | 1934 | | pagina 17