1 Februari I933
368.
geen aanleiding vinden om subsidie te geven.
De Mxnister zou echter gaarne in kennis worden gesteld met de arbeidsvoor-
waarden,betreffende deze werkzaamheden.
Burgemeester en Wethouders hadden gedacht,om geen scheve verhoudingen te
krijgen met hen,die uit een werkloozenkas trekken,het uurloon te bepalen
op 20 cent
De Heer B.Oosters zegt in het schrijven ven den Minister gelezen te hebben,
dat er gesproken wordt van "onvolwaardige" arbeidskrachten.
Spreker meent,dat de Minister verkeerd is ingelicht.
De Voorzitter ontkent dit en zegt,dat er menschen bij zijn,die 65 jaar
oud zijn en dus volgens de voorschriften,als onvolwaardige arbeidskrachten
worden bestempeld.
De heer Boosters vraagt of er dan alleen menschen boven de 65 jaar aan
te werk worden gesteld.
De Voorzitter zegt,dat die er ook bij zijn. De bedoeling is om er oofe
menschen bij te nemen,die niet voor plaatsing in de Rijkswerkverschaffing
in aanmerking komen.
De Heer B.Oosters vraagt of die menschen dan ook als onvolwaardige arbeids
krachten worden beschouwd.
Volgens spreker moet er wel degelijk onderscheid worden gemaakt tusschen
"onvolwaardige" en "volwaardige" arbeidskrachten.
De Heer C.A.van Gend zegt,dat de menschen beneden de 65 jaar den toch
zeker meer verdienen dan 20 cent per uur.
De Voorzitter ontkent dit.
De Heer B.Oosters zegt nogmaals,dat er toch verschil moet worden gemaakt.
De ïoorzitter zegt,dat ze allemaal niet voor plaatsing in de werkverschaf
fing in aanmerking komen.
De Heer JVA.Maris vraagt wie dat zijn.
De Voorzitter zegt de menschen boven de 65 jaar.
De Heer J.A.Maris vraagt waarom alle werkloozen niet in de Rijkswerkver
schaffing geplaatst kunnen worden.
De Voorzitter zegt,dat deja financieelen toestand van die menschen van
dien aard is,dat ze er nier voor in aanmerking komen. Hierbij zijn er ook
verschillende die zich toch niet kunnen behelpen en om steun komen vragen.
Ook die
369-
Ook die menschen willen wij tegels laten stampen.
De Heer J.A.lferis vraagt,wie dan beslist of iemand al dan niet in de werk
verschaffing geplaatst kan worden.
De Voorzitter zegt,de Inspecteur.
De Heer J.A.Maris stelt zich voor dat,wanneer den Inspecteur alles zoo
wordt medegedeeld,die er toch niet afv/ijzend tegenover zal staan.
De Heer C.A.van Gend zegt,dat hem ook meermalen is medegedeeld,dat door
het Gemeente Bstuur verschillende personen voor de tewerkstelling bij de
werkverschaffing worden afgewezen.
Spreker heeft dit ter Gemeente Secretarie eens onderzocht en het resultaat
was,dat het Gemeente Bestuur tot plaatsing adviseerde en de Inspecteur ze
toch afwees.
De Heer J.A.Maris zegt,dat hij dit dan met den Inspecteur wel eens wil be
spreken, want dat is toch geen manier van doen.
De Heer B.Oosters zegt het rapport van het tegelonderzoek gejezen te hebben
en de tegels van den Gemeente-architect blijken ver beneden het normale te
blijven. Er blijken ook nog andere tegels opgezonden te zijn,doch die zijn
er zeker ter opluistering bij gedaan.
De Voorzitter zegt,dat er een tegel bij is die aan de eischen voldoet.
De Heer B.Oosters vraagt wie dat zegt.
De Voorzitter zegt Prof.Visser.
De Heer B.Oosters zegt op te willen merken,dat de tegels voor onderzoek
2 maanden oud moeten zijn. Ze zijn nu 1 maand oud en nu wordt aangenomen,
dat het resultaat van heden over 2 maanden ook 2 maal zoo sterk zal zijn
en dat kan volgens spreker absoluut niet.
De Voorzitter vraagt of de arbeidsvoorwaarden n.l. het uurloon van 26 cent
goed is.
De Heer C.A.van Gend zegt,dat dit uurloon niet voldoende is.
De Voorzitter zegt,dat het ook maar voor noodhulp is. We willen graag iets
meer voor die menschen doen,maar dan zijn er kapitalen mee gemoeid en dat
kan niet.
De Heer B.Oosters zegt eerst over de tegels te willen spreken.
De Voorzitter nerkt op,dat dit niet ter sprake is. We zijn nu 0ver de
arbeidsvoorwaarden bezig.
De Heer B.Oosters «il eerst over de tegels spreken,want heel die tegelstas,-
perij wordt voor de Gemeente een reuze strop.
De_Heer