380.
1 Februari 1933- walks hat te var ligt; dan waar dat het van te slechte hoedanigheid is
enz.enz. an daarom vraag ik,weet U een weg.
De Heer G.A.van Gend zegt,dat de verlangde perceelen op de aanvragen heb
ban vermeld gestaan.
De Heer J*A.Maris vraagt of den Heer van Gend denkt,dat de eigenaars in
deze tijdsomstandigheden het land van da hand willen doen. Geen een zegt
spreker of ze moetan in financieels moeilijkheden zitten.
Da Heer C.A.van Gend zou het dan maar door Gedeputeerde Staten uit willen
laten zoeken.
De Voorzitter zegt,dat de Raad een beslissing heeft te nemen op de aan-
vragen.
De Heer J.A.Maris vraagt of de Voorzitter misschien een idee heeft.
De Voorzitter zegt,de grond die ze verlangen door de Gemeente te laten
aankoopen.
De Heer J.A.Maris vindt het noodzakelijk,dat de Voorzitter zich eens wat
meer met de toestanden op de hoogte stelt.
Spreker vraagt of de Voorzitter soms van gedachten is,dat hij en ook den
Heer C.Daue,de gronden in het uitbreidingsplan liggende,nu willen verkoopen.
De Heer C.Dane merkt op,dat de Raad gaarne wil meewerken om de menschen
grond te geven,maar U mijnheer de Voorzitter werkt de zaak tegen.
We mogen blij zijn,dat we eenigen tijd geleden voor de Gemeente geen grond
hebben gekocht en de aanvragers van toen,dat ze geen land hebben gehad. De
strop voor de Gemeente was niet te overzien geweest. Spreker weet niet wie
de adviseur voor de aanvragers is geweest,maar onverschillig wie het ook
is,die heeft de menschen misleid.
De op de aanvraag opgegeven gronden in het uitbreidingsplan gelegen,zal
tof gevolg hebben,dat de menschen weer niets krijgen. Het wordt hier vol
gens spreker op een onteigening aangestuurd.
Spreker wil de aanvragers gaarne helpen,maar dan op een redelijke wijze.
De Voorzitter zegt,dat onteigening toch niets beteekerit
De Heer C.Dane is er tegen om de Gemeente een strop te bezorgen.
De Heer J.A.lferis merkt op,dat Gedeputeerde Staten er toch wel op tegen
zijn,dat onteigening voor een dergelijk doel,in het uitbreidingsplan,zal
plaats hebben en dan ligt het er toch dik op, dat dleze aanvragen niet accep-
teeren zijn.
De Voorzitter
Februari 1933'
Aanvulling Pol.
verordening (Ra
diostoringen)
veldwchters veror
dening en gebruik
noodslachtings
gebouw.
Goedkoope b.oter.
381.
De Voorzitter meent op te maken,dat de Raad mat de aanvragen geen weg
weet
De Heer C«A.van Gend zegt,dat hij voor zich zelf dat land ook niet zou
willen hebben,maar dat die menschen er anders over denken,moeten zij weten.
De Hear C.Dane stelt voor,om te besluiten,dat de Raad wel wil meewerken
om de aanvragers,overeenkomstig de Landarbeiderswet los land te geven,maar,
dat^e zien de op de aanvragen vermelde verlangde pereeelen in het uitbrei
dingsplan gelegen2,niet kan accepteeren.en derhalve moet afwyzen.
Zonder hoofdelijke stemming wordt hiertoe besloten.
Na eenige discussies wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten:
1.de politie verordening aan te vullen mat een bepaling betreffende het
veroorzaken van radiostoringen;
2.vast te stellen een verordening regelende de eischen van benoembaarheid
en bezoldiging van de veldwachters in deze gemeente; een verordening op
de arbeidsbemiddeling alsmede een verordening tot aanvulling van de ver
ordening op het gebruik van het noodslachtingsgebouw,betreffende de be
perking van het aantal uitslachtingen door particulieren in het noodslach
tingsgebouw.
RONDVRAAG.
De Heer C.A.van Gend vraagt of het niet mogelijk is,om hier ook goedkoope
boter te krijgen.
De Voorzitter zegt,dat Burgemeester en Wethouders dit hebben besproken,
maar het komt hen voor,dat er weinig of heeleraaal geen voor in aanmerking
komen.
- Öe Heer J.van Sliedregt vindt het hoog noodig,dat eens precies wordt na
gegaan, of er nog menschen zijn,die er voor in aanmerking komen.
De Voorzitter zegt.dat Burgemeester en Wethouders deze zaak nog eens
nader onder de oogen zullen zien.
De Heer B.0o3ters hoopt,dat dit in den korst mogelijken tijd zal geschieden.
De Heer C«A.van Gend zegt,èat er nog verschillende menschen zijn,die niet
voor plaatsing in de werkverschaffing,of wel voor plaatsing om den anderen
week in aanmerking komen,terwijl ze zich toch niet kunnen behelpen.
Spreker vraagt of Burgemeester en Wethouders voor daze personen den Inspec-
teur niet