373. 1 Februari 1933] De Voorzitter zegt,dat de ontruiming der woningen steeds verlengd kan worden- De Heer J«A.Msris zegt,dit wel mooi te vinden,doch volgens spreker zal er toch ook wel eens eenmaal een tijd komen,dat verlenging niet meer mogelijk is. Ook komt het spreker niet aangenaam voor,dat op je woning het opschrift "Onbewoonbaar verklaarde woning"prijkt. De Heer C.Dane zegt het absoluut geen overbodige luxe te vinden,dat verschil lende woningen eens wat worden opgeknapt. Ze zijn meestal voor groota gezinnen niet te bewonen. Spreker gelooft,dat het zeer noodzakelijk is,dat die woningen onbewoonbaar worden verklaard. De Heer J.van Sliadregt vraagt of het niet beter is,dat gevraagd wordt, wat er aan die woningen moet gebeuren om ze weer in bewoonbaren staat te brengen. Als dat bekend is,zou spreker het beter vinden,dat met de betrokken eigenaars eens overleg gepleegd wordt- De Voorzitter zegt,dat de Inspecteur van de Volksgezondheid en de Gezond heidscommissie op het standpunt staan,dat ze niet te verbeteren zijn en dus onbewoonbaar moeten worden verklaard. De Heer J.A.Maris meent,dat waar er steeds op bezuiniging wordt aangedron gen en deze woningen al zoolang bouwvallig zijn,terwijl van de bewoners nooit klachten zijn ingekomen,het beste is om te verzoeken de woningen nog zoolang mogelijk in tact te mogen houden. De Voorzitter merkt op,dat er een beslissing op de gevoerde correspondentie moet worden genomen. De Heer J«A.Maris vermoedt,dat de heeren den Raad misschien wel ter wille kunnen zijn en zoo mogelijk nog wel willen opgeven,welke verbeteringen aange bracht moeten worden om de woningen nog wat in gebruik te kuhnen houden. De Heer C.A.van Gend vindt het moeilijk om over deze zaak te beslissen. De Heer J.L.Miris zou er voor zijn,met de Gezondheidscommissie nog eens te overleggen. De Heer J.A.Maris zou er prijs op stellen,dat de Gezondheidscommissie eens overtuigd werd,dat het feitelijk ondoenbaar is om deze woningen onbewoonbaar te verklaren. De Heer J.van Sliedregt zegt,dat hij liever de eigenaren zou willen bewegen de woningen te laten maken- Het voorstel 379- Het voorstel om de woningen onbewoonbaar te verklaren wordt met 3 tegen 2 stammen varworpen. Voor stamden da Heeren C.Maria en C.Dana Gzn. Tagen da Hearan: B.Oostars}J«A.Maris;en J.Van Sliedregt,terwijl de heeren C«A.van Gend en J.L.Mari3,blanco stamden. Da Voorzitter deelt vervolgens made,dat wederom 10 nieuwe aanvragen om 103 land overeenkomstig da Landarbeiderswet zijn ingekomen. In varband hiermede merkt spreker op,dat Gedeputeerde Staten bericht heb ben gezonden omtrent het door de vorige aanvragers ingestelde beroep. De aanvragers zijn toen in het ongelijk gesteld. Spreker stalt voor daza beslissing voor kennisgeving aan te nemen,waartoe zonder hoofdelijke stemming wordt besloten. De Voorzitter vraagt,wat da Raad nu met de nieuwe aanvragen wil doen. De Heer C.A.van Gend zegt,dat wanneer je de Wet zoo eens doorleest,den indruk krijgt,dat het een heel aardige wet is en waaneer je zoo hier en daar eens informeert,werkt deze wet ook uitstekend. Anders is het echter te Willemstad,want hier is nog geen enkel resultaatdat met de wet bereikt is te noemen. Spreker meent,dat dit wel grootendeels aam den Raad zal liggen, doordat die er niet voor is. De Heer J.A.Maris meent,dat de vorige spreker zich in deze zaak wel wat meer ingewerkt heeft en daarom zou spreker gaarne van hem willen hoorea, hoe wij als Raad,de aanvragers het beste kunnen helpen. De Heer C.A.van Gend zegt dergelijke zaken overal steeds te hebben gevolgd en waar het op andere plaatsen altijd goed gaat,veronderstelt spreker,dat de bezwaren van den Raad den doorslag geven. De Heer J.A.Mari3 vraagt,of de Raad de zaak dan niet goed behandelt. De Heer C.A.van Gend: Van het standpunt van den Raad gezien niet. De Heer J.A.Maris zegt,de aanvragers graag te willen helpen,doch er moet gelegenheid zijn. Spreker vraagt of den Heer van Gend misschien een middel heeft gevonden. De Heer C.A.van Gend vindt dit nog al gemakkelijk. Spreker zou de aanvra gen inwilligen. De Heer J.A.Maris vraagt hoe- Er moet toch land zijn. En als er aanbie dingen worden gedaan,dan zijn er aanvragers,welke het niet past;anderen welke

Raadsnotulen

Willemstad: 1927-1995 | 1933 | | pagina 10