238. deelen ,dat de aanvragen van alle kanten zijn bekeken en dat heil geschikt land is aangeboden,maar dat zij dat geweigerd hebben te accepteeren. Overigens is er geen grond in de gemeente te^krijgJ De Voorzitter zegt,dat de Raad dus niet direct grond wil koopen! De Heer J.A.Maris vraagt,of de Voorzitter misschien aanbiedin gen heeft. Spreker is er niet tegen om geschikte grond te koopei altijd waxwBézjwe de zekerheid hebben,dat het rente opleverfc Om de oude weiden,welke zij hebben aangegeven,, te gaan koopen dat wordt veel te duur. De Voorzitter zegt,dat grond te huur is gevraagd. We kunnen altijd koopen,desnoods onteigenen. Er zijn echter geen aanbiedingen ingekomen en aan de aanvrager moet worden voldaan, De Heer J.A.Maris merkt op,dat het een voornaam punt is,dat c$ xligging der, aanvragers met te kieskeurig zijn ten aanzien van de'^aangeboder gronden. De Voorzitter zegt,dat het nog een dubieus punt is,of huren wel mogelijk is,men stoot altijd op bezwaren met wat betreft de bepaling omtrent het weder inhuren. De Heer J.A.Maris zegt,dat dit weinig te beteekenen heeft.Aid de termijn afgeloopen is heeft men het recht om te bedanken.Het blijft spreker hetzelfde of men koopt of huurt.Alleen is er dit ver schil, dat men bij koopen voor eeuwig bezitter is en bij huur kan men er nog eens af. De Voorzitter zegt,dat deze redeneeringen allemaal niets te beteekenen hebben,want grond moet er komen. De Heer J.A.Maris zegt „zoo mogelijk zeker". De Voorzitter merkt op,dat men daaraan-niet kan ontkomen. De Heer J.A.Maris kan dit niet in de wet lezen. De Voorzitter zegt,dat men met huren kan probeeren,maar eerst moet er grond zijn. De Heer J.A.Maris zag gaarne vastgelegd,dat de mogelijkheid om de aanvragers aan grond te helpen er is geweest,maar dat zij er niet hebben aangewild. Spreker zou gaarne ook eerst uitgemaakt willen zien,wat onder „pnmiddelijke 239. „onmiddelijke nabijheid" wordt verstaan. De Voorzitter zegt,dat we deze kwestie Gedeputeerde Staten kunnen voorleggen en dat de Raad niet voor koopen gevoelt De Heer O.Dane zegt,dat de Raad niets voor onteigenen ge voelt,maar wel voor koopen. De Voorzitter zegt dat dit op hetzelfde neerkomt. De Heer O.Dane ontkent dit echter. De Heer J.A.Maris is ook voor koopen,doch het is voor spre ker de vraag hoe te koopen. Als het op een zeer voordeelige wijze mogelijk is,zou ik het wel willen. De Voorzitter zegt,dat dus de Raad de aanvragers wel in het bezit van grond willen stellen. De Heer O.Dane kan zich hier mede wel vereenigen,mits er bij wordt vermeld „doch echter niet door middel van onteigening". De Voorzitter stelt voor,aan Gedeputeerde Staten mede te deelen: le. dat de Raad door middel van huren geprobeerd heeft de aan- aanvragers te helpen,doch dat deze pogingen zijn mislukt, doordat geschikte gronden zijn aangeboden,welke de aanvra gers niet wilden accepteeren. 2e. dat de Raad bereid is grond te koopen en dat Burgemeester en Wethouders gemachtigd v/orden, te trachten aanbiedingen voor grondaankoop te krijgen. De Heer J.A.Maris zegt,dat de aanvragers zelf ook hun voel hoorns maar eens moeten uitsteken of er hier en daar geen grond te koop is. Zij kunnen misschien dan nog wel billijker koopen, dan wanneer de gemeente zelf dat moet doen. D© Voorzitter stelt voor eerst de beslissing van Gedeputeerde Staten af te wachten over het aanbod met land van de Diaconie en dan kunnen we nog zien. Waartoe zonder hoofdelijke stemming wordt besloten. Niets meer aan de orde zijnde en niemand meer het woord ver langende wordt de vergadering gesloten. De Secretaris, De Voorzitter,

Raadsnotulen

Willemstad: 1927-1995 | 1931 | | pagina 26