1 Sept) .1931
Ambt .Reg
Uitvoering
Landarb.wet
136
De Heer J.A.Marls vraagt of dit Reglement door Burgemeester
en Wethouders geheel Is doorgewerkt.
De Voorzitter zegt,dat het voor Burgemeester en Wethouders
een moeilijke zaak is om alles precies te regelen.
De Heer J.A.Maris resumeert nog even hoe vroeger de vaststel
ling van verordeningen plaats had.
Spreker is de meening toegedaan,dat dit reglement door Burge
meester en Wethouders niet artikelsgewijze is behandeld.
Waar het nog al een lijvig reglement is en de tjjd van voorbe
reiding voor ons erg kort geweest ^"fstelt spreker voor om deze
zaak aan te houden en eerst het reglement artikelsgewijze te be
handelen alvorens tot vaststelling wordt overgegaan.De artikels
gewijze behandeling kan zonder kosten voor de gemeente plaats
vinden n.l.iiq een huishoudelijke bijeenkomst.
De Voorzitter zegt,dat het tijd is om tot vaststelling over te
gaan.De Reglementen moeten voor 1 September reeds zijn vastgestei-
De Heer J.A.Maris zegt,dat het hem dan frappeert,dat dit regie
ment nu eerst pas ter vaststelling wordt aangeboden,daar het
toch al lang van te voren bekend was,dat zij vóór 1 September
moest zijn vastgesteld. Spreker kan er zijn stem dan ook niet aan
geven.
De Voorzitter zegt,dat de Raad het z.i.gerust aan kan houden
doch de verantwoording is ook voor hem.
Met algemeene stemmen wordt hiertoe besloten.
Als laatste punt der agenda doet de Voorzitter mededeeling F
van een schrijven van Gedeputeerde Staten n.l.om inzake de uit
voering van de aanvragen overeenkomstig de Landarbeiderswet een
beslissing te nemen.
Spreker zegt,dat deze kwestie reeds lang hangende is. De wet
zegt,dat de arbeiders in de gelegenheid moeten worden gesteld
om land te krijgen. Er is getracht hieraan te voldoen, echter zonj
der resultaat. Nu hadden Burgemeester en Wethouders het oog op
grond van de Diaconie,doch de aanvragers willen die niet huren
omdat het te ver weg ligt. Er is een advertentie geplaatst maar
daar is ook niets op gekomen.
Waar
Waar aan de aanvragen moet worden voldaan is de vraag wat
wil de Raad nu doen.
De Heer J.A.Maris zegt de advertentie te hebben gelezen,doch
het is spreker opgevallen,dat den daarin genoemden termijn zoo
kort was gesteld. Men had geen behoorlijken tijd om met de pach
ters te overleggen.
nu is er wel getracht om land te krijgen van de Diaconie,maar
wat is de bedoeling van de aanvragers met de uitdrukking,dat
het te ver weg ligt. Het wordt zoodoende een eigenaardige zaak
als ze niet willen.
De Heer C.A.van Gend vermoed,dat het niet gaat over den af
stand om daar te gaan werken,maar dat te veel kosten komen op
het vervoer der producten n.l.van het land naar hun woning.
De Heer J.A.Maris zegt misschien niet het noodige verstand er
van te hebben maar zi.wordt -liet toch moeilijk als de aanvragers
weigeren. Ze zouden misschien een stuk grond recht voor de deur
willen hebben. Er zijn meent spreker 14 aanvragen en dan wordt
het lastig om voor ieder een geschikt stukje te krijgen. Men kan
aannemen dat de menschen recht hebben op grond,maar zij kunnen
toch geen bepaald stuk aanwijzen.
Als er grond onteigend moet worden kost dat veel te veel. Dat
behoeft trouwens ook niet volgens de wet.
De Heer C.A.van Gend zegt,dat de wet toch aangeeft,dat de
gronden in de onmiddelijken nabijheid van den aanvrager gelegen
moeten zijn.
De Heer J.A.Maris merkt op,dat het verschil maakt,hoe de woor-
denMonmiddelijke nabijheid" worden opgevat,nu de aanvragers tame
lijk ver uiteen wonen.
De Heer J.L.Maris zegt te hebben voorgesteld het land van de
Diaconie aan te bieden,omdat hij de aanvragers zoo spoedig moge
lijk aan grond wil helpen. Maar spreker stelt zich,nu ze gewei
gerd hebben,de vraag,hoe moeten we aan grond komen.
De Heer J.A.Maris merkt op,dat onteigenen van de aangewezen
perceelen veel te duur wordt,en volgens door hem ingewonnen
informaties gaat dat nietI ook.
De Voorzitter vraagt wat de Raad wil
De Heer J.A.Maris zou Gedeputeerde Staten beleefd willen mede
deel en